zijns broeders heer van Sommelsdijk enz., was luitenant t. zee bij de admiraliteit van Amsterdam, toen hem na den dood van zijn vader het gouverneurschap over Suriname werd aangeboden. Hij sloeg dat aanbod af, waarop van Scherpenhuyzen werd benoemd.
Tot bereddering der nalatenschap ging hij in 1690 naar Suriname en nam werkdadig deel aan de verdediging van die kolonie tegen de fransche vloot onder admiraal Ducasse. Bij het afgeven van seinschoten - losse schoten, die gedurende den rusttijd van de troepen moesten worden afgegeven - wilde hij om het volk te laten rusten zelf het geschut behandelen. Hierbij niet de noodige voorzichtigheid betrachtende, ging het stuk ontijdig bij het laden af, terwijl van Aerssen nog den aanzetter in de hand had, waardoor hij aan het gezicht gewond werd en aan beide handen eenige vingers verloor. In 1690 werd hij bevorderd tot eersten-luitenant en in 1692 tot buitengewoon kapitein-ter-zee. In die hoedanigheden woonde hij de zeeslagen bij Bevezier en la Hogue bij. Callenburgh achtte hem zeer hoog om zijn verdiensten als zeeofficier. Na in 1696 bevorderd te zijn tot gewoon kapitein-ter-zee nam hij in 1703 deel aan den tocht naar Cadiz en Vigos in den spaanschen successieoorlog. In dienzelfden oorlog nam hij deel aan de inneming van Barcelona en verschillende andere kustvestingen op de Oostkust van Spanje. In 1709 werd hij bevorderd tot schout-bij-nacht, waarbij hij Philip Schrijver en C. Beeckman, beiden zeer verdienstelijke officieren, voorbij sprong, hetgeen moet worden toegeschreven aan zijn familierelaties. Het spreekt van zelf dat deze bijzondere bevordering veel kwaad bloed zette, hoezeer men zijn verdiensten erkende. In 1713 werd hij bevorderd tot vice-admiraal. Hij trad toen in vereeniging met den engelschen vice-admiraal Norris in de Middellandsche zee op tegen de Franschen, bij welke gelegenheid hij weigerde hulp te verleenen toen de Engelschen de onzijdigheid van Genua wilden schenden door op de reede van Ajaccio acht fransche koopvaardijschepen te vermeesteren. Later
landde hij met de Engelschen bij Cette op de fransche kust, en weet het mislukken van die landing aan de lafhartigheid der Engelschen.
Bij zijne ondernemingen tegen de barbarijsche zeeroovers ondervond hij zeer sterk de nadeelen van de slechte bezeildheid onzer schepen, en beijverde zich daarna zeer om verbetering te brengen in den scheepsbouw, die in vergelijking met de fransche en engelsche zeer achterlijk was. Niettemin had hij meermalen zeer veel succes tegen die zeeschuimers en het gelukte hem in 1726 op redelijke voorwaarden vrede te sluiten met Algiers. In 1729, bevelvoerende over een eskader van 12 schepen, vereenigde hij zich ter reede Spithead met een engelsch eskader onder vice-admiraal Sir Charles Wager om op te treden tegen Spanje, met welk rijk Engeland een geschil had. Deze tocht had geen voortgang. Daarna heeft hij geen belangrijke diensten meer gedaan.
In 1712 huwde Aerssen met Maria van Aerssen van Hernhout, welk huwelijk werd gezegend met 2 zoons en 3 dochters. Bij den dood van zijn kleinzoon François Jean (geb. 's Gravenhage 22 Aug. 1764, gest. aldaar 17 Aug. 1784), stierf deze tak der familie uit.
Zijn in 1728 door M. Verheyden geschilderd portret bevindt zich in 's Rijks Museum te Amsterdam.
Zie: Wagenaar, Vaderl. Hist. XXI, 49; J.J. Hartsinck, Beschrijving van Guyana II, 672-74, 678; de Jonge, Ned. Zeewezen register op Aerssen; Adelsarchief 1902, 173.
Boldingh