het bewerken van de afschaffing van ‘swaere ende nieuwe Luyckse belastingen’, waartoe ook gedeputeerden van de Staten-Generaal met den bisschop van Luik onderhandelden (volgens een ms. brief van Vivien aan den Prins van Oranje van 1 October 1685 uit Maastricht). In ditzelfde jaar brachten de ‘Veertigen’ hem, niet met zijne instemming (brief als voren), op de nominatie voor een schepenplaats; de Prins maakte hiertegen bezwaar, omdat Vivien niet in Dordrecht geboren was, en de stadsregeering had volgens den Prins niet het recht, om hem toch tot het bekleeden van ambten bevoegd te verklaren, al had ze dit in 1661 gedaan. Tegen deze uit partij-belang aangenomen houding protesteerde de dordtsche regeering tevergeefs en eveneens deed dit Vivien (in den boven reeds geciteerden brief van 1 Oct. 1685); het gelukte dus niet den oud-pensionaris opnieuw in de magistraat te brengen.
Vivien huwde 30 Juli 1659 in 's Gravenhage met zijne nicht Kornelia van der Meer, een dochter van Mr. Abraham van der Meer en Maria van den Corput; het huwelijk, dat ‘goet gegeldt’ was (volgens Briefwisseling van der Goes, I, 19), werd in de Groote kerk door ds. Cornelis Triglandt ingezegend. Hij had uit dit huwelijk 9 kinderen, waarvan 6 jong stierven; zijn eenige zoon, Mr. Anthony Vivien (geb. 11 Sept. 1661), promoveerde 3 Juli 1683 te Utrecht, vestigde zich in 1684 als advocaat in den Haag en werd in 1684 zijn vader tot steun in diens agentschap toegevoegd; na diens dood volgde hij hem in zijne laatste functie op; met hem stierf in 1707 de dordtsche tak van het geslacht Vivien in de mannelijke lijn uit. Hij was gehuwd met Johanna Pompe van Meerdervoort.
In zijne jongelingsjaren schijnt Vivien onder den naam Vividus als dichter te zijn opgetreden. In lateren tijd heeft hij de hand gehad in staatkundige publicatiën: in 1666 bezorgde hij of werkte althans mede aan de uitgave van eene Copye van een missive aen een goet vrient enz. (Pamflet Knuttel no. 9245), die diende tot verdediging van het beleid bij de tweede vloot-expeditie van 1665, toen ook de Witt aan boord was (zie nader: Brieven van de Witt, uitgave Fruin-Japikse, III, 106, noot 3); in 1672 werd hij belast met het opstellen van een manifest ter beantwoording van de fransche en engelsche oorlogsmanifesten. In ditzelfde jaar hield hij particuliere Notulen van het voorvallende in de Staten van Holland; deze zijn bewaard in het excerpt, dat Gerard Brandt, die meer relatiën met Vivien had, er uit maakte. Van dit excerpt is gebruik gemaakt bij mijne uitgave in de Werken van het Historisch Genootschap 3e Serie, no. 19. Aan de inleiding tot deze uitgave is het bovenstaande grootendeels ontleend; verder is gebruik gemaakt van documenten uit Vivien's archief afkomstig, die in het bezit zijn van den heer D. Wagner te 's Gravenhage. Een album amicorum van Vivien is in het bezit van jhr. Gevaerts van Geervliet te Haarlem, die ook nog eenige andere bescheiden uit Vivien's nalatenschap heeft. In de bovengenoemde uitgave van de Brieven van de Witt zijn verscheidene brieven aan Vivien opgenomen, vooral in deel III.
Zijn door J. de Baen 1677 geschilderd portret is bij de familie Gevaerts van Simonshaven te 's Gravenhage.
Japikse