[Veen, Jacob van]
VEEN (Jacob van), te Alkmaar gedoopt 4 Aug. 1701, overl. 9 Jan. 1752, zoon van jhr. Jacob v. Veen, kapitein ter zee onder de admiraliteit van Westfriesland, overl. 6 Febr. 1704, en Geertruid Meindertsd. Bontekoe, overl. 2 Juni 1716. Reeds op 15-jarigen leeftijd dichtte hij een Mintriomf, opgenomen in de Epithalamia op het huwelijk van den ritmeester Johan George v. Auerswald en Clara Maria v Oudensteyn. Met zijne voogden kon hij het op den duur slecht vinden. Hij schijnt verkwistend van aard te zijn geweest en, wat erger was, door wederzijdsche liefde tot de dichtkunst was hij in kennis gekomen met en verliefd geraakt op Johanna Levulde, dochter van Cornelis v. Santen en Clara v. Merrem te Amsterdam, met welke verkeering de voogden volstrekt niet ingenomen waren. De jongelui gingen toen samenwonen te Buiksloot. Toen zijne voogden in 1726 rekening aan hem gedaan hadden en hij meester van het zijne geworden was, trad hij 23 Mrt. '27 te Amsterdam met zijne beminde in het huwelijk. Zich te Alkmaar gevestigd hebbende, was hij daar schepen in 1730, 31, 36 en 37, schout Juli 1739 tot einde 1745, burgemeester 1746 en 47, lid der vroedschap van 17 Dec. 1731 tot het algemeen ontslag 22 Mei 1749, 1729 baljuw en dijkgraaf van Assendelft, 1732 baljuw en dijkgraaf van Huisduinen en den Helder, 1733 kapitein van het blauwe vendel, wegens Alkmaar heemraad van de Schermer, Mei 1748-51 gecommitteerde ter Generaliteits-Rekenkamer. Des zomers bewoonde hij de hofstede ‘Waterrijk’ te Egmondbinnen. Uit zijn huwelijk werden 7 kinderen geboren. Zijne vrouw overleefde hem tot 21 Dec. 1772. Onder de lofverzen vóór Boomkamp's in 1747 uitgegeven
Alkmaer en deszelfs geschiedenissen is er een van V., onderteekend N.J.E.A.E.C.V.O.N.B.A.V. In 1732 droeg de boekhandelaar S.v. Hoolwerf zijne uitgaaf van de Jaarboeken der Vorstelijke Abten van Egmond