dediger, ten sterkste beschuldigde en ten gunste van Edzard sprak.
Later evenwel scheen hij, die balling was en als een ‘fax et pestis’ voor zijne geboortestad verfoeid werd, tot andere inzichten te zijn gekomen. Reeds sinds 1502 zien we hem er op uit zich den weg ter verzoening te bereiden en tevens de vijandelijkheden te doen schorsen. Hierbij steunde hij den bisschop van Utrecht, die voortdurend vrede wilde stichten.
Vooral te Leipzig deed Ulfert zich gelden, door de Saksers tot eenige matiging te bewegen. Een gevolg van de verzoeningspogingen, hier te lande voortgezet, was dat, vooral door toedoen van Ulfert, een bestand tot 26 Febr. 1503 gesloten werd, bij herhaalde verlenging en na eene, op zich zelve vruchtelooze reis naar Meiszen, geldig verklaard tot 25 April 1504. Dit was het eenige resultaat, dat Ulfert verkreeg, die, volgens Emmius, ter zelfder tijd zaakwaarnemer van Groningen zou geweest zijn. Doch dit laatste is weinig waarschijnlijk, daar hij nog beslist gezant van Edzard genoemd wordt op de bijeenkomst te Rolde, op initiatief van Everwijn van Bentheim (aanvang 1503),