van oude onderwijzers door jeugdigen en het verbeteren der methode van onderwijs te bevorderen. Daarenboven bekleedde hij tal van openbare en particuliere betrekkingen. Alle nuttige instellingen te Tiel konden rekenen op zijn sympathie en ondersteuning. Hij was mede-oprichter van het Tielsch Weekblad (later Nieuwe Tielsche Courant), waarin tal van hoofdartikelen van zijn hand zijn verschenen. Hij was lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden, het Provinciaal Utrechtsch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen, het Provinciaal Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in Noord-Brabant, het Historisch Genootschap te Utrecht, het Geldersch Genootschap Prodesse Conamur en van de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Recht en Geschiedenis.
Wijsbegeerte en zedekunde waren zijn lievelingsvakken. Als latinist had hij een grooten naam. De kunst van doceeren bezat hij in hooge mate. Dr Tydeman heeft veel geschreven. In tal van tijdschriften, o.a. Letterbode, Recensent, Gids, Nieuwe Bijdragen voor Onderwijs en Opvoeding, kan men over zeer uiteenloopende onderwerpen studiën van hem vinden (meestal niet met zijn naam onderteekend). Een volledige lijst van zijne geschriften vindt men aan het slot van ondergenoemd levensbericht.
Hier worden slechts genoemd: Proeve eener Lofrede op F. Hemsterhuis (1834) (zie de Muzen 1835, 97); Welke is de invloed van het gevoel voor het schoone op de zedelijke volmaking des menschen? (Bekroonde prijsvraag van het Prov. Utrechtsch Gen. voor K. en W., 1836); Oostersche, Westersche en Noordsche Mythologie voor jongelieden, met platen (1842); Lijst van Nederduitsche Vertalingen van Latijnsche schrijvers (1843); Levensberichten van Mr. E.D. Rink (1856) en Dr. J. Elink Sterk. (1857) in Levensb. Letterk.
Zie: W. van de Poll in Levensb. Letterk. 1871, 17.
Rink