van Alva tegen Lodewijk van Nassau, waarbij hij behalve de ruiterij ook dikwijls een groot deel van het leger aanvoerde. In het najaar werkte hij mede tot de bestrijding van den Prins bij diens inval in Brabant en Luik. In 1570 viel hem de eer te beurt, om volgens besluit van koning Philips diens vierde gemalin Anna van Oostenrijk naar Spanje te geleiden. De vloot, waarop de koningin zich inscheepte en die 8 vendels soldaten onder bevel van Mondragon voerde, stond onder commando van don Ferdinand en verliet de haven van Vlissingen 25 Sept. Volgens enkele tijdgenooten zou Philips niet ongeneigd zijn geweest, om Ferdinand tot opvolger van den hertog van Alva, die verzocht had, om met de koningin naar Spanje terug te gaan, te benoemen, aangezien hij bij de edelen en in regeeringskringen zeer gezien was. Alva zou echter wel zijn zoon Frederik, maar niet zijn natuurlijken zoon als opvolger gewild hebben. Het is niet waarschijnlijk, dat de laatste weer naar de Nederlanden terug is gekeerd, aangezien hij niet meer genoemd wordt. Na den dood van Requesens volgde hij dezen op in de waardigheid van groot-commandeur van Castilië. Hij genoot het vertrouwen van koning Philips, die hem o.a. raadpleegde over de plannen voor de Armada in 1587, toen hij ook zitting had in den Staatsraad. Hij wordt een ernstig, waardig man genoemd alleen wat prikkelbaar bij verschil van meening. Hij bezat eene belangrijke verzameling schilderijen, die hij te Antwerpen had achtergelaten en die door de later gevolgde muiterijen verspreid zijn geraakt.
Zie: Bor, IV, 128 (181); v. Meteren, III, 49, 55; Herrera, Historia general del mundo (Valladolid 1606-12) III, 61; Strada, de Bello belgico (ed. 1653) I, 29, 299 v., 355; Burgundius, Historia Belgica (Ingolst. 1633) II, 279; Histoire de F. Alvarez de Tolède, duc d' Albe (Paris 1698); Hooft, IV, 151; Hoynck van Papendrecht, Analecta (Hagae 1743) II, 2, 143; Wagenaar, VI, 241, 249; Messager des Sciences Hist. de Belgique 1859, 309-310; Loumier, Commentaires de Mendoca (Brux. 1860-63); Alex. Henne, Mem. de Pontus Payen (Brux. 1861) II, 23; L. Cabrera, Filipe segundo (Madrid 1876-77) III, 247; Fornéron, Histoire de Philippe II (Paris 1881-82); Gachard, Correspondance de Philippe II, I, 573; II, 152, 563, 574; Coleccion de documentos inéditos para la hist. de EspanĚ…a LXXV, 28; Piot, Corresp. de Granvelle VI, 46; Kervijn de Lettenbove, Relations V, 90; Motley, Rise of the dutch Republic; Fruin, Verspr. Geschriften II, 94.
Haak