[Teylingen, Augustijn van (2)]
TEYLINGEN (Augustijn van) (2), zoon van Dirk en klemzoon van den voorgaande, te Alkmaar geb. 4 Mei 1529, overl. 1576. Hij was aldaar thesaurier 1560, 64, 74 en 75, kerkmeester 1562, 63, 67, 68, 70 en 71, schepen 1561 en schout, door de Rekenkamer benoemd 9 Nov. 1568 en commissie van de Grafelijkheid bekomen 13 Jan. 69, tot in 1573. Als schout was hij benoemd op dezelfde voorwaarden als in 1562 zijn oom Bartholomeus, waartoe behoorde goede nakoming der plakkaten op de religie maar hij vond te dien aanzien bij schepenen meer tegen- dan medewerking. Boomkamp, Alkmaer. 198, noemt 1573 een A.v.T., die rentmeester van den impost was, misschien de oud-schout. Schotel, Biogr. Woordenboek noemt hem schrijver van door Boomkamp gebruikte aanteekeningen, ofschoon deze bl. 202 een v.T. zonder voornaam citeert, en beroept zich op Leven van Alkemade, 293, waar spraak is van Scriverius' neef A.v.T. Jacobsz., in 1577 te Alkmaar, niet van onzen Augustijn, wiens vader Dirk een der borgen voor diens schoutambt was. Claes Adriaensd., ‘huisvrouw van Augustijn’, werd begraven in 1552, Brecht Harckend., mede dus genoemd, 1577; ware de laatste des schouts vrouw geweest, dan zou zij als weduwe gestorven zijn. Een portret van een Augustijn junior, door C. Ketel geschilderd, was in 1621 te Leiden.
Zie: Boomkamp, Alkmaér 166-171, v. Leeuwen, Batavia illustrata 1117.
Bruinvis