[Stoppelaar, Mr. Johannes Hermanus de]
STOPPELAAR (Mr. Johannes Hermanus de), geb. te Middelburg 29 Nov. 1826, overl. te 's Gravenhage 31 Dec. 1908, broeder van den voorg. Hij bezocht het gymnasium in zijn vaderstad en studeerde te Leiden, waar hij 21 Nov. 1851 in de rechten promoveerde op een proefschrift: de Zelandica gente de Huybert ejusque meritis de re cum publica tum litteraria et de partibus, quas in publicis Belgii foederati rebus curandis egit Petrus de Huybert.
Hij vestigde zich als advocaat in zijn geboortestad, werd in 1853 burgemeester van Veere, in 1855 substituut-griffier van de arrondissementsrechtbank te Middelburg, in 1857 rechter aldaar, in 1861 tevens archivaris der gemeente Middelburg, in 1863 secretaris van het Zeeuwsch Genootschap der wetenschappen. 4 Dec. 1874 werd hij van wege Nederland aangewezen om zitting te nemen in de Gemengde Rechtbank te Kaïro, welke hem tot haar president aanwees; in 1899 keerde hij naar het vaderland terug. Zijn historische werkzaamheid is natuurlijk bepaald gebleven tot de jaren vóór en na zijn verblijf in Egypte. Zijn Inventaris van het oud-archief der stad Middelburg, 1217-1581 (Middelb. 1883), reeds in 1875 voltooid naar de toenmaals geldende chronologische methode, is eigenlijk een zeer bruikbare regestenlijst. Daarnaast gaf hij op geheel ander gebied een baanbrekenden arbeid in zijn boek Het papier in de Nederlanden gedurende de Middeleeuwen, inzonderheid in Zeeland (Archief v.h. Zeeuwsch Genootschap; ook afzonderl. Midd. 1869), dat wel door nieuwere onderzoekingen is aangevuld, maar nog niet door een werk op deze schaal is vervangen. Eerst na zijn verblijf in Egypte gaf de Stoppelaar nog uit Balthasar de Moucheron. Een bladzijde uit de Nederlandsche handelsgeschiedenis tijdens den tachtigjarigen oorlog ('s Grav. 1901), zeer solide naar de zeer verspreide bronnen bewerkt, maar minder een levensbeschrijving dan een stuk handelsgeschiedenis; ook is het boek onvoltooid gebleven. De Stoppelaar was in 1856 gehuwd met Henriette Isabella Catharina de Lang's Graeuwen.
Zie: W. Polman Kruseman in Levensber. Letterk. 1909, 350 vlg.
Brugmans