[Schreuders, Otto Johannes]
SCHREUDERS (Otto Johannes), hoofd van de bekende inrichting voor onderwijs en opvoeding te Noordwijk-binnen, geb. 8 Aug. 1828 en overl. 22 Jan. 1886. Hij was gesproten uit een onderwijzersfamilie: vader, grootvader en meer dan één oom waren allen van hetzelfde ambt. De eerste, Bart Schreuders, had een bloeiende kostschool te Voorburg; hij overleed in 1844 en liet zijne vrouw, Evade Voogt, met zeven kinderen achter. Een ervan, de 16-jarige Otto, werd door bemiddeling van ds. Pijzel te Voorburg als kweekeling op het instituut van Dr. P. de Raadt op Noorthey geplaatst, waar hij zich al spoedig als een geboren onderwijzer deed kennen. In 1856, na er 12 jaar als secondant gewerkt te hebben, ontving hij een groot bewijs van vertrouwen van zijn chef, toen deze hem aan 't hoofd stelde van een pas opgericht ‘hospitium’ op het Rapenburg te Leiden: een soort van overgang van de strenge kostschool naar het vrije academieleven, waar de jongelui, die student werden, eerst nog een jaar onder minder strenge leiding zouden blijven doorstudeeren. Doch hoe goed de bedoeling van den stichter van dit hospitium moge geweest zijn, de inrichting viel niet in den smaak en werd na een proeftijd van twee jaar weder opgeheven. Daarna bezocht S. met zijn leerling, een zoon van baron van Tuyll van Serooskerken, de voornaamste steden van Europa, en breidde zijn kennis van talen e.a. vakken van onderwijs aanzienlijk uit. In 1860 teruggekeerd, werd hem gevraagd een zoon van de familie Bolen uit Haarlem naar Egypte te begeleiden, zoowel ter voltooiing van de studie als tot herstel der zwakke gezondheid van dezen jongen man. Ook dat voorstel nam Schreuders aan. Voorgoed in Nederland terug, beraamde Schreuders plannen voor 't oprichten van een eigen
huis voor opvoeding en onderwijs, op den voet van de inrichting op Noorthey. Hij mocht hierbij de hulp en steun ondervinden van vermogende mannen als graaf van Limburg Stirum, ambachtsheer van Noordwijk, e.a. Nog in 1861 werd het Instituut-Schreuders te Noordwijk-binnen geopend, met vijf leerlingen. De zaak bleek levensvatbaar en kwam weldra tot grooten bloei, dank zij de bekwame leiding van het hoofd der school en het onderwijs zijner mededocenten.
In 1883 besloot Schreuders van zijn arbeid te gaan rusten; hij deed zijn inrichting over aan Dr. G.J. Dozy, leeraar aan de H.B.S. te Deventer, een zijner eerste docenten. Hij vestigde zich te Leiden, waar de verdienstelijke man na een rusttijd van drie jaren overleed.
Zie: G.J. Dozy, De Latijnsche school te Noordwijk-binnen en het Instituut-Schreuders (1886).
Zuidema