[Rupe, Alanus de]
RUPE (Alanus de), of van der Clip, dominicaan, omstreeks 1428 in Bretagne geb., overl. te Zwolle 8 Sept. 1475; hij trad te Dinant in de Orde en studeerde in het klooster St. Jacques te Parijs. In 1462 begaf hij zich naar het klooster te Rijssel, om volgens de strenge kloostertucht, die daar onlangs was ingevoerd, te leven. Omtrent Paschen 1463 verscheen hem, zooals hij nadrukkelijk getuigt, Maria, de Moeder van Jezus, en gelastte hem overal den rozenkrans te prediken, d.w.z. eene geestelijke oefening, hierin bestaande dat men aan een kralensnoer een bepaald aantal malen het ‘Onze Vader’ en het ‘Wees Gegroet’ bidt en daarbij de geheimen van Christus' Verlossingswerk overweegt. Deze prediking beschouwde hij als zijn levenstaak. Door zijn vurig woord en strengen levenswandel won hij onder zijne ordebroeders en andere geestelijken vele navolgers en ijveraars, en wekte overal onder de scharen de hoogste geestdrift voor het rozenkransgebed. In 1470 werd te Douai de eerste broederschap van den Rozenkrans gesticht. 3 Oct. 1470 liet hij zich, op last zijner oversten, te Rostock op de universiteitsrol inschrijven om den doctorstitel te behalen. Na volbrachte studie werd hij in 1472 aangesteld tot professor te Zwolle, en overleed aldaar 8 Sept. 1475. Door tijdgenooten en nakomelingen werd hij als een heilige vereerd.
Zijne ascetische geschriften zijn door J.A. Coppensteyn verzameld, gewijzigd en uitgegeven onder den titel: Alanus Redivivus (Friburgi 1619; Colon. 1624; Neapoli 1630).
Zie: Quétif, Scriptores Ord. Praed. I, 849; B. de Jonghe, Desolata Batavia Dominicana 192; A.J.J. Hoogland, Dissertatio critica de scriptis Ven. P. Alani de Rupe in Analecta Ord. Praed. II, 113; W. Schmitz, Das Rosenkranzgebet im 15. und im Anfange des 16. Jahrh. (Freiburg. 1903) 1.
G.A. Meijer