Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 2
(1912)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1243]
| |
1765 te Voorschoten, 1774 te Leeuwarden, 1777 te Dordrecht, 1807 emeritus. Uit zijn huwelijk met Adriana Pulat werden geen kinderen geboren. Met J. Heringa, A. van Assendelft, J. Kneppelhout en D.A. Reguleth, richtte hij in 1785 het Haagsch Genootschap ter verdediging van den christelijken godsdienst op, waar hij tweemaal, 1791 en 1797 eene aanspraak hield ter algemeene vergadering. Rummerink was een aanhanger van de nieuwe (engelsche) preekmethode van E. Hollebeek. Hij schreef: Lijkrede op het afsterven van vrouwe Jacoba Maria, bar. van Wassenaer (1771); Toespraak over het diep en zich ver verspreidend kwaad, hetwelk in het bijzonder de hedendaagsche aanvallen tegen den christelijken godsdienst verwekken (1791); Toespraak over Jezus Christus beschouwd als den hoofdinhoud van de geschiedenis der wereld (1797); Twee bundels leerredenen (Dordrecht, 1807, 1808). Zie: Schotel, Kerkelijk Dordrecht II, 579-588; A. Kuenen, Het Haagsch Genootschap (1885) 11, 85 vlg., 112; Glasius, Godgel. Nederl. III 239 vlg. Knappert |
|