en meer dan eens (20 Sept. 1580, 23 Febr. 1581) moest hij naar den Haag om zich tegen aanklachten te verdedigen. Vermoedelijk zoude zijn dienst zonder groote moeilijkheden nog jaren zijn voortgezet wanneer hij niet gewetensbezwaar had gehad tegen de afzwering van Philips, die 26 Juli 1581 plaats had. Deze afzwering van den wettigen vorst en de eed, door de nieuwe overheid van hem geëischt, was hem te veel. Hij achtte, als lutheraan, de daad der Staten onrechtvaardig en onchristelijk en bleef in de godsdienstoefening voor den koning van Spanje bidden. Hierom werd hij voor de magistraat gedaagd, maar hij verklaarde, dat hij als dienaar van Christus niet anders doen kon en leverde een uitvoerig geschrift in, waarin hij uiteenzette dat wij geen recht hebben eenige overheid af te zetten. De Staten lieten zich met deze zaak in; zij verboden hem, die vreemdeling was en die vergat dat de koning van Spanje hier maar graaf was, die de landen regeeren moest naar hunne eigene privilegiën, zich met de zaken des lands in te laten, en na velerlei besprekingen werd met toestemming van het Hof van Holland den 24 Febr. 1582 besloten, dat Rudse niet meer in Holland mocht prediken en dat hij binnen 14 dagen het land moest verlaten. Hoeveel pogingen zijn vrienden ook aanwendden om dit besluit te verzachten, het gelukte hun niet en Rudse keerde weer naar zijn vaderland.
Zie: Bor, Opkomst der Nederl. beroerten (Ceulen 1666) 182 vlg.: dez., Nederl. oorlogen, 2e dl., Boek XVI; Schultz Jacobi in Nederl. Archief v. Kerkgeschiedenis IV (1844) 134. Voorts: H.Q. Janssen, Kerkhervorming in Vlaanderen I, 246; Schutz, Vita D. Chytraei 1, 149, 201, 213; II, 56; Pont, Gesch. v.h. Lutheranisme in de Nederl. tot 1618 (1911) 372 vlg.
Pont