[Rücker, Johan Gerhard Christiaan]
RÜCKER (Johan Gerhard Christiaan), geb. te Windesheim in 1722, overl. aldaar 5 Apr. 1780. Hij studeerde te Leiden (ingeschreven 14 Juli 1739) in de rechten, waar zijn oom, die voorgaat, hoogleeraar was. In 1751 promoveerde hij daar tot doctor juris na verdediging eener dissertatie de L. 6 § 1 D. quemadm. servit. amitt.; L. 49 D. de re judic. et de effect. sent.; L. 21 § 1 D. de pactis (Lugd. Bat. 1751). Reeds voor dien tijd, in 1747 had hij op een voordracht voor professor te Harderwijk gestaan. In 1752 trad hij als hoogleeraar in de rechten te Groningen op met een rede de Subsidiis futuro JCto necessariis (Gron. 1752). Hier doceerde hij romeinsch recht, totdat hij 7 Juli 1760 tot professor juris civilis et hodierni te Utrecht beroepen werd op ƒ 1600 tractement. Dien post aanvaardde hij 22 Sept. van dat jaar met een rede de Juris civilis disciplina morum magistra. In 1767 gewerd hem een tractementsverhooging. In Sept. 1769 verkreeg hij om gezondheidsredenen een verlof naar Duitschland, dat in Jan. 1770 weder verlengd werd. Weder hersteld, hervatte hij zijn lessen en bekleedde van 1763-64 het rectoraat. Dit legde hij neder met een oratie de Jure civili Judiciorum norma. Ten slotte kreeg hij in 1768 wegens voortdurende ziekte ontslag, en keerde naar zijn geboorteplaats terug, waar hij overleed. De koninkl. bibliotheek in den Haag bezit een handschrift van hem, gelegateerd door J. de Witte van Citters, met den titel: Elucidatio nonnullorum locorum ex Hugonis Grotii Inleiding tot de Hollandsche Rechtsgeleerdheyd, dat ook in de bibliotheek v.d. Maatsch. d. Ned. Letterk. is.
Zie: Boeles, Levensschetsen der Groninger Hoogleeraren achter Jonckbloets Gedenkboek (Gron. 1864) 78-79; Loncq, Hist. schets der Utr. Hoogeschool 188, 325, Wijnne en Miedema, Resolutiën vroedschap Utrecht betreff. de akademie (Werken Hist. Gen. II: 52) 334, 359, 370-371; Bouman, Geld. Hoogeschool II, 246; Verslag Kon. Bibliotheek 1879, 147; Catalogus der Bibliotheek v.d. M. der Ned. Letterk. I. 74.
van Kuyk