[Rosseau, Jakobus]
ROSSEAU (Jakobus), leefde in de eerste helft der 17e eeuw, waarschijnlijk te Amsterdam. De volgende uitgaven van zijn geschriften zagen daar het licht, voor zoover het tegendeel niet gemeld is; ze dragen bijna alle den naam Jakobus Rosseau of J. Rosseau op het titelblad, behalve een viertal dat slechts de letters J.R. heeft, doch in van der Marck, Naemrol, aan hem wordt toegeschreven. De zingende kraamer of vermaakelyke Krispyn, kaamerspel (1708; 1718; 1724; Erven wed. J. van Egmont, z.j.; Erve H. van der Putte, z.j.; en Purmerend, 1744), van belang door dat Krispyn in dit verhaal van zijn levensgeschiedenis een aantal coupletten of regels van straatliedjes vlecht; De welmenende bedrogen, klugtspel (z. pl. 1714); Aran en Titus, of wraak en weerwraak, boertig berymt (1716), een parodie op het gelijknamige stuk van J. Vos; Het verjaarfeest van Venus, gehouden in de zaal van Jovis. Als mede Vulkanus aan de hol; Zyn ziekbed enz. (1717), een gedicht; De bootermarkt, klugtspel .... Al weer door den tijd. J.R. (1718, en, zonder auteursnaam: In Holland, 1719); De helsche kermis (1718), gedicht, waarin p. (59)-88: De belagchelyke waterzugt, klugtspel (bij v.d. Marck terecht ook aan R. toegeschreven); Medea, boertig berymd (1722), parodie op het bekende stuk van J. Vos; De verliefde grysaart, blyspel door J.R. (1732); De zingende matroos, of vermakelyke bootsgezel, kamerspel (1735); De snoevende minnaar, of gewaande graaf,
Boertig blyspel (by P. Aldewereld, z.j.); De verkeerde waereldt, boertig blyspel door