[Rosevelt, Johan François Adriaan Cateau van]
ROSEVELT (Johan François Adriaan Cateau van), geb. te Hattem 7 Sept. 1823, overl. te Paramaribo 21 Oct. 1891, was de zoon van Abraham C.v.R., ontvanger der belastingen en Antonia van Wijhe.
Hij behoorde tot een zeeuwsche familie, die door tijdsomstandigheden financiëel achteruit was gegaan. Als lichtmatroos maakte hij in 1841 met de ‘Stad Zwolle’ zijn eerste reis naar Suriname, maar verliet de koopvaardij drie jaren later als 3e stuurman, om dienst te nemen als kanonnier zonder handgeld, in welke hoedanigheid hij 9 Jan. 1845 in Suriname aankwam, waar hij 19 Sept. 1849 tot 2en luit. der artillerie werd bevorderd. Als postcommandant in de Boven-Commewijne en in Nickerie studeerde hij wis- en bouwkunde, alsmede geodesie, welke wetenschappen hem toen reeds en later bijzonder te pas kwamen, evenals zijne aanrakingen met Boschnegers en Indianen; daar begon hij de kaart van Suriname, die zijn levensdoel is geweest. In 1853 werd hij aan een duitsche commissie toegevoegd, die een onderzoek kwam instellen naar de geschiktheid van het land voor europeesche kolonisatie waarvan hij altijd een overtuigd tegenstander is gebleven. Ten einde bevordering te kunnen maken, legde hij in Juli 1857 tijdens een acht-maandsch verlof in Nederland wederom een officiersexamen af, maar wegens de weinige vooruitzichten in die richting, stelde gouverneur van Lansberge hem in 1861 op zijn verzoek tot chef van het bouwdepartement aan en daarmede verliet hij den militairen dienst. Reeds in Augustus moest hij die betrekking tijdelijk neerleggen door zijne benoeming - ter opname van de Marowijne en Tapanahony in verband met de grensregeling - in een franschnederlandsche commissie, waarin ook o.a. de oud-zeeofficier Bn. van Heerdt tot Eversberg en de fransche luit. t z. Vidal zitting hadden. Deze opneming heeft als grondslag gediend voor de eindbeslissing van die grensquaestie door den Keizer van Rusland in 1891. Bijzonder heeft hij zich onderscheiden als technisch
hoofdambtenaar door zijne ontwerpen ter verplaatsing van het stadje Nieuw-Rotterdam in Nickerie, dat met wegspoeling door de zee bedreigd werd en dientengevolge een paar malen verplaatst is; die projecten zijn allergunstigst in Nederland beoordeeld door den hoofdingenieur van den waterstaat Conrad, die daarom de uitzending van een ingenieur voor de uitvoering onnoodig achtte. Met den australischen goudzoeker J. Rosenberg in commissie benoemd, kon hij na een nauwgezet onderzoek in 1862 den gouverneur berichten, dat het district Boven-Suriname een uitgestrekt goudveld bevat. Ook