[Riemer, Pieter de]
RIEMER (Pieter de), geb. te 's Gravenhage 22 Oct. 1769, overl. aldaar 28 April 1831.
Zijne ouders waren Frans de Riemer en Elisabeth Fischer. In 1782 was hij reeds in de leer bij den chirurg Carel Verwoert en tusschen de jaren 1792-1795 was hij eenigen tijd te Harderwijk, waar hij o.a. de lessen volgde van Bleuland en dezen behulpzaam was bij het vervaardigen der ontleedkundige praeparaten zijner verzameling. In 1796 ging de Riemer naar Duisburg, waar hij op 22 Sept. het candidaatsexamen in de geneeskunde deed en op 29 Sept. promoveerde op eene Dissertatio de Ganglio. Hij vestigde zich te 's Gravenhage en gaf reeds spoedig eene college in de ontleed- en natuurkunde van den mensch, dat door vele jongelieden gevolgd werd. In 1799 gehuwd met Helena Roelofs, werd hij in 1814 weduwnaar en hertrouwde na eenigen tijd met zijne schoonzuster Elisabeth, die op 28 Apr. 1858 overleed. Op 18 Sept. 1804 werd hij benoemd tot lector in de ontleed- en heelkunde op een traktement van ƒ 400, hetgeen verhoogd werd met ƒ 200 toen hem in 1805 ook het onderwijs in de verloskunde werd opgedragen. Bij de oprichting van de departementale commissie van geneeskundig onderzoek en toevoorzicht werd hij tot lid gekozen en later had hij ook zitting in de stedelijke commissie van geneeskundig toezicht. Op 1 Mei 1810 werd hij honoris causa benoemd tot stads-heelmeester, op 11 Sept. 1810 deed hij met goed gevolg examen voor vroedmeester en op 7 Jan. 1812 kreeg hij den titel van professor in de ontleed-, heel- en verloskunde. Later verkreeg hij eene waardigheid op militair gebied, daar hij, 26 Nov. 1813, benoemd werd tot directeur-generaal der geneeskundige uitoefening bij het militaire wezen en op 5 Jan. 1814 op een traktement van ƒ 2000 aangesteld werd tot lid van het geneeskundig bestuur over het leger, terwijl hem op
14 Febr. 1814 de eer te beurt viel tot consulentchirurgijn des Konings benoemd te worden.
Van 21 April 1819 af was hij president der plaatselijke geneeskundige commissie en op 6 Oct. 1819 werd hij gekozen tot lid van den gemeenteraad. Mede ten gebruike bij zijn onderwijs vervaardigde hij eene schoone verzameling van anatomische praeparaten, waarvan hij ook afbeeldingen maakte en toen zijne gezondheid hem niet meer toeliet te doceeren, stelde hij eene beschrijving hiervan op, waarna beide in atlasformaat werden uitgegeven onder den titel: Afbeeldingen van de juiste plaatsing der inwendige deelen van het menschelijk lichaam, zoo met opzicht tot derzelver ligging als ten aanzien hunner bepaalde aanraking tegen de wanden der holligheden waarin zij zich bevinden met beschr. in het Nederd. en Fransch (Rott. 1823).