schade toegebracht hadden, een huwelijk bepaald tusschen Reinalds oudsten zoon (den lateren Reinald Ill) en Maria, 's hertogen dochter, verder kwam Heusden aan Brabant, dat Tiel, Zandwijk en Herwaarden aan Gelre afstond. Intusschen keerde hij zich, door zijn tweede huwelijk met Alianora (1332), van Frankrijk af en verbond zich ten nauwste met Engeland, waardoor hij met andere vorsten deelnam aan een krijgstocht tegen Schotland en in 1338 tegen Frankrijk; hij woonde te Gent de onderhandelingen van zijn zwager Eduard III met Artevelde bij en vocht 1340 in Noord-Frankrijk. Deze hulp kostte zijn rijk echter schatten; ten slotte was de koning van Engeland hem de som van 110,000 florentijnsche goudguldens schuldig. Daartegenover stond dat diens hulp hem in 1339 (19 Mrt.) het voorrecht deed bezorgen, dat Keizer Lodewijk van Beieren hem den hertogstitel gaf en zijn land tot hertogdom verhief. Reinald overl. te Arnhem 12 Oct. 1343. Hij zette de binnenlandsche politiek zijner voorgangers voort door op ruime schaal stadsrechten uit te breiden en nieuwe te verleenen, o.a. aan Venlo in 1343; ook gaf hij aan het platteland land- en dijkrechten. Hij rondde de grenzen van zijn gebied af door, zooals reeds vermeld, Winterswijk en omstreken en Tiel aan zijn kroon te hechten en de geschillen met den graaf van Gulik over het Rijkswald te beëindigen (1331), waardoor ook dit geldersch werd.
Zijn eerste vrouw, Sophiavan Mechelen, overl. 3 Mei 1329 en werd begr. te 's Gravendaal, nalatend: 1o. Margaretha bij voorwaarden van 1333 aan Gerard, oudsten zoon van Willem graaf van Gulik beloofd, maar voor het huwelijk overleden; 2o. Machteld, overl. 1382, geh. a. met Godfried heer van Mill en Maeseyck, zoon van Dirk graaf v. Loon, overl. 1342, b. met Johan graaf van Kleef, overl. 1368, c. in 1372 met Jan van Châtillon, graaf van Blois, overl. 1381; 3o. Elisabeth, abdis van 's Gravendaal, overl. 1372 of 1376; 4o. Maria huwt Willem, tweeden zoon van Willem hertog van Gulik.
Reinald hertrouwde te Nijmegen in Mei 1332 Alianora, dochter van koning Eduard II van Engeland, overl. te Deventer 22 Apr. 1355, begr. in het door haar gestichte Minderbroedersklooster. Hieruit 2 zoons: Reinald III (die volgt) en Eduard (kol. 420).
Zie: v. Spaen, Inleiding II, 252, en dez., Historie I; Nijhoff, Gedenkw. I; Gouda Quint, Bibliogr. 14. Over Munnikhuizen, ald. 244. De stukken van de verheffing tot hertog: v. Spaen, Inleiding, II, nos. 42 en 43.
Obreen