[Reede van Oudtshoorn, Willem Constant Pieter baron van]
REEDE VAN OUDTSHOORN (Willem Constant Pieter baron van), geb. te Zwolle 31 Oct. 1812, overl. te Utrecht 3 Jan. 1874, was de zoon van Pieter baron van Reede van Oudtshoorn, directeur der belastingen, en Isabella Cornelia Bogaert.
Hij werd in 1826 op zeer jeugdigen leeftijd cadet voor het vak van den waterstaat aan de artillerie- en genieschool te Delft, en bekwam tegelijk, als andere jongelieden van voornamen huize, den titel van page des konings. Hij ging in 1828 over naar de militaire academie te Breda, en werd met ingang van 1 Nov. 1830, dus juist 18 jaren oud, tot élève-aspirant van den waterstaat benoemd. In den eersten tijd was hij onder den hoofdingenieur Goudriaan belast met het dagelijksch toezicht bij het stellen van inundatiën in verband met den belgischen opstand. Verder was hij werkzaam bij het verrichten van opmetingen en waterpassingen langs de hoofdrivieren. Met 1 Apr. 1834 tot aspirant-ingenieur bevorderd, werd niet lang daarna door hem aangevangen met het doen van opnemingen en het maken van ontwerpen voor een spoorweg van Amsterdam naar de duitsche grens. Hij had als zoodanig achtereenvolgens Amsterdam en Utrecht als standplaats. Toen met de uitvoering van den spoorweg Amsterdam - Arnhem in 1838 werd aangevangen, werd van Reede, hoewel nog aspirant-ingenieur, belast met de sectie Driebergen-Arnhem. Hierbij waren veel grondverzet, eenige viaducten en het station Arnhem, maar in vergelijking van de overige deelen van dezen spoorweg was er weinig belangrijks te doen.
Met ingang van 1 Oct. 1840 werd hij ingenieur. Nadat Goudriaan, onder wien van Reede steeds gediend had, in 1842 was overleden, diende hij verder onder van der Kun. Toen zijne lijn in 1845 voor het verkeer geopend was, trad hij met 1 Juni 1845 tegelijk met den ingenieur Augier in dienst bij de Overijselsche Spoorwegmaatschappij en ontving hij daarvoor verlof uit 's rijks dienst. Zij verrichtten voor deze maatschappij met hulp van eenige leerlingen der Koninklijke Academie te Delft tal van waterpassingen en opnemingen, maar hun werk had geen gevolg, daar de maatschappij in financiëele moeilijkheden geraakte; later werd zelfs de door haar gestorte waarborgsom voor kanaalaanleg gebezigd. Met 1 Juli 1848 kwam van Reede in rijksdienst terug, en was hij voorloopig te 's Gravenhage bij den algemeenen dienst werkzaam, doch bij de 9e organisatie van den waterstaat werd hij met 1 Apr. 1849 als arrondissements-ingenieur te Maastricht geplaatst. Dit arrondissement, het eenige, waarmede hij belast geweest is, nam hij waar tot 1 Apr. 1850, toen hij weder verlof bekwam en in plaats van van der Lee optrad als ingenieurdirecteur van de Nederlandsche Rijnspoorwegmaatschappij te Utrecht. Als zoodanig legde hij de lijn Utrecht-Rotterdam, geopend 1855, de lijn Arnhem-Emmerik, geopend 1856, en een lijntje te Amsterdam, van het station Weesperpoort naar den Kadijk, aan.
De brug te Westervoort is onder hoofdtoezicht van van Reede gebouwd. Zij is in 1878 vanwege de Maatschappij versterkt; dat dit noodig was, lag niet aan van Reede: het vervoer was in de jaren 1856-1878 zeer veel zwaarder geworden.