[Rechteren, Adolf Hendrik van]
RECHTEREN (Adolf Hendrik van), graaf v.h.H.R.R., heer van Almelo, Vriezenveen en de Vellner, derde zoon van Joachim Adolf, heer van Rechteren, en Margaretha van Haersolte, vrouwe van Westerveld, geb. te Zwolle 10 Maart 1656, overl. op het kasteel Almelo 15 Maart 1731, werd 18 Maart 1680 tot den landdag van Overijsel geadmitteerd. In zijn gewest bekleedde hij achtereenvolgens de drostambten van Vollenhove, Twenthe en Salland, werd afgevaardigd ter admiraliteit van de Maze en ter vergadering der Staten-Generaal. Hij werd in 1703 benoemd tot extra-ordinaris envoyé bij de geassocieerde kreitzen in het Duitsche Rijk en bleef geaccrediteerd bij verscheiden der kleine duitsche hoven tot in 1712; onderwijl werd hij in 1705 naar Weenen gezonden om Joseph I als keizer te begroeten en tot de bevrediging der Hongaren mee te werken, en bleef er tot in 1707; de keizer verhief hem in Oct. 1705 tot graaf van het H.R. Rijk. In 1712 werd hij een der afgevaardigden bij den vredehandel te Utrecht, maar een twist tusschen zijne bedienden en die van een der fransche gevolmachtigden gaf aanleiding dat hij, op den eisch van Lodewijk XIV om satisfactie, werd teruggeroepen. In 1714 en 1715 was hij een der vier afgevaardigden der Staten-Generaal, die te Antwerpen de onderhandelingen voerden over het tractaat van Barrière. In zijn gewest speelde hij een overheerschende rol, in de ridderschap vooral maar ook in de Staten, en hij behoorde tot die regenten in de Republiek, waarmee Heinsius na den dood van Willem III veel te rade ging. In de buitenlandsche politiek ijverde hij steeds voor vriendschappelijke betrekkingen met den keizer, in de binnenlandsche aangelegenheden was hij de aanstichter van de Groote Vergadering van 1716, die ook door
hem geopend werd, maar zijn verwachtingen niet vervulde. Toen in 1722 de Prins van Oranje tot stadhouder van Gelderland was benoemd, werd hij een der grootste ijveraars om verdere verheffing van den Prins tegen te gaan. Er vormde zich in 1724 onder de Ridderschap een groep, die werkte voor het huis van Oranje en Rechteren's invloed bestreed, maar hij wist zich ten slotte toch te handhaven tot zijn dood toe (fraaie marmeren graftombe in de Herv. kerk te Almelo).
Zijn door R. Koets 1696 geschilderd portret is gegraveerd door J. Houbraken en hangt op het kasteel te Almelo.
Uit zijn huwelijk met Sophia Juliana des H.R.R.'s gravin von Castell-Rudenhausen (geb. 23 Febr. 1673, gest. 17 Juli 1758), 8 Febr. 1695 gesloten, had hij 12 kinderen, waarvan 9 zonen. De derde hiervan, Reinhard Burchard Rutger, heer van Gramsbergen, geb. 5 Juni 1702, was van 1728-1746 afgevaardigde van Overijsel ter Staten-Generaal en daarenboven hoofdschout van de stad en de meierij van den Bosch. Het jaar 1747 bracht zijne familie in Overijsel in de minderheid; hij behoorde voortaan tot de misnoegden en de opposanten tegen het stadhouderlijk bewind.
Zie: de genealogie door L. van Heeckeren in de Heraldieke bibliotheek (1876). Over Rechteren's zendingen in het Duitsche Rijk het archief van Heinsius en de Secr. Resol. Staten- Gen. (rijksarchief): O. Weber, Der Friede von Utrecht (1891); Th. Bussemaker, De Rep. der Ver. Nederl. en de keurvorst-koning George I in Nij-