[Questiers, Catharina]
QUESTIERS (Catharina), geb. 21 Nov. 1631 te Amsterdam, als dochter van Salomon Davidsz. Questiers (kol. 1146) en Elysabeth Jansdr. (1593-1660); 1 Febr. 1669 werd zij, komende ‘uyt de Warmoesstraet’, in de Oude kerk te Amsterdam begraven. Zij was een mooie, veelzijdig begaafde vrouw, die de dicht-, teeken-, pen- en schilderkunst beoefende, op glas, koper en hout graveerde, aan draai- en papiersnijkunst deed, fraaiborduurde, boetseerde en er een penning- en schelpenverzameling op nahield (Zie J. Blasius, Mengeldichten 115; als haar geboortejaar wordt daar 1637 genoemd). Tot bijna alle letterkundigen van haren tijd stond zij in betrekking. Huygens, Jan Vos, Oudaen, Pels prezen haar om strijd; Vondel noemde haar in een gedichtje van 1654 een ‘tweede Saffo in haer dichten’ (ed. Unger 1650-1654, 216) en vervaardigde een lijkdichtje op haar (ed. Unger 1659-1679, 311); de beste amsterdamsche schilders gaven teekeningen in haar album. Nauw bevriend was zij met den Amsterdammer Joan Blasius (kol. 176). Tal van gedichten aan of van haar zijn in diens Fidamants Kusjes en Mengeldichten te vinden. Ook Cornelia van der Veer, met wie zij in 1665 een bundel uitgaf Lauwer-Strijt tusschen Catharina Questiers en Cornelia van der Veer (Amst. 1665), waarin de beide dames elkaar om strijd bewierookten en eigen lofdichten afdrukken lieten, behoorde tot haar vriendenkring. Lang bleef zij haar spreuk: ‘Ick min myn vryheydt’ getrouw, tot ‘de Maagd aan 't IJ’ 11 Mei 1664 trouwde met den amsterdamschen koopman Joan de Hoest (geb. 1627 te Leiden, overl. 1673?). In verscheiden 17de-eeuwsche bloemlezingen komen letterkundige bijdragen in dicht van haar
voor; zoo in: Klioos Kraam, vol verscheiden Gedichten enz. (Leeuwarden 1656), Het Eerste Deel van de Amsterdamse Mengel-moez enz. (Amst. 1658), Clioos Cytter, slaande aardige Gezangen enz. (Amst. 1669), Bloemkrans van verscheiden gedichten (Amst. 1659), Hollantsche Parnas of verscheiden gedichten (Amst. 1660). Ook voor het tooneel schreef zij: Den geheymen Minnaar (Amst. 1655) naar het Spaansch van Lopede Vega, opgedragen aan Christina van Zweden; in 1656 bewerkte zij, eveneens uit het Spaansch, van Enriquez Gomez, Casimier, of gedempte Hoogmoet (Amst. 1656). 25 Mei 1665 werd de Nieuwe Schouwburg te Amsterdam geopend met haar naar 't Spaansch bewerkt blijspel D'ondanckbare Fulvius en Getrouwe Octavia (Amst. z.j., andere dr. Amst. 1665), in het Duitsch vertaald als Die gedreue Octavia. In het eerstgenoemde tooneelspel komt een door haar zelf gegraveerde titelprent voor; verder worden in Van de koddige Olipodrigo,