[Quast, Mathijs Hendrickszn.]
QUAST (Mathijs Hendrickszn.), van Schiedam, overl. te Wingurla 6 Oct. 1641. Reeds in 1634 kwam hij als schipper van de ‘Bredamme’ in Japan aan, waarheen hij het volgende jaar wederom a.b. der ‘Rarop’, onder leiding van commandeur Adriaen, vertrok. In 1636 keerde hij als opperhoofd van eenige schepen met de ‘Galeas’ over Formosa naar Batavia terug. 11 Oct. 1638 kwam hij, als schipper met de ‘Zutfen’ der O.-I.C., nogmaals in Indië aan en werd 2 Juni 1639 als commandeur van de fluiten ‘Engel’ en ‘Graft’, over welk schip Abel Janszn. Tasman het bevel voerde, ter ontdekking van eenige eilanden beoosten Japan gezonden; deze eilanden zouden, volgens een rapport van den onderkoopman Willem Versteegen aan de Indische regeering, zeer gouden zilverrijk zijn. Zij vonden geen goud of zilver, maar ontdekten wel de Bonin-eil. en deden opnemingen van de Oostkust van Japan. 2 Jan. 1640 waren zij via Formosa wederom te Batavia terug; een journaal van de ‘Engel’ ligt op het R.A., maar is tot nu toe niet uitgegeven. Na de betrekking van equipagemeester te Batavia in 1640 te hebben waargenomen, zond men hem naar de vaste kust van Voor-Indië met de zoogen. vloot van defensie, bestaande uit 10 schepen met 314 stukken, 948 matrozen en 200 soldaten. Hij had in opdracht, om, evenals zulks 5 achtereenvolgende jaren reeds geschied was, de Portugeezen, die hun hoofdzetel te Goa hadden, te bemoeilijken, vooral in het afzenden hunner retourvloot naar Lissabon, wat omstreeks 1 Oct. geschiedde. 12 Juli 1641 verliet Q. de reede van Batavia en in Sept. sloot hij de baar van Goa af. 22 Sept. werd slag geleverd aan een groot portugeesch galjoen, dat uit zee kwam en dat, na een heet
gevecht, genomen werd, waarbij de onzen 43 dooden en gekwetsten verloren,