[Pettenius, Petrus]
PETTENIUS (Petrus), of van der Petten, geb. te Leiden 6 Febr. 1683, gest. te Zierikzee 20 Aug. 1737, liet zich 14 Mrt. 1695 te Leiden inschrijven als student en volgde de lessen o.a. van Perizonius. Wegens zijn ervarenheid in het Grieksch en Latijn werd hij van daar 10 Mei 1704 aangesteld als praeceptor aan de latijnsche school te Middelburg, waar men zijne benoeming in 1706 tot praeceptor aan de school te Dordrecht wist te verhinderen door hem den titel te schenken van ordinaris lector literarum et historiarum. 8 Juli 1710 werd hij benoemd tot rector der latijnsche school te Zierikzee en huwde 24 Juli 1712 in het naburige Dreischor met Johanna Poortugael, weduwe van Maassluis. In 1727 werd hij verdacht de leer van Pontiaan van Hattem te zijn toegedaan, doch verdedigde zich in de kerkeraadsvergadering van 14 Jan. 1727 o.a. op grond, dat juist hij te Middelburg den beruchten Marinus Booms had ontdekt. Als Spinozist, Hattemist en libertijn wordt hij ook afgeschilderd in de voorrede van dl. V van 't Examen van 't ontwerp van Toler., 34. Na den dood zijner vrouw te Zierikzee op 7 Sept. 1734, huwde hij daar weder 5 Apr. 1737 Margaretha Luydens j.d. van Amsterdam, die, na het spoedig overlijden van P. (hij werd 26 Aug. 1737 te Z.zee begraven) nog hertrouwde en eerst 7 Apr. 1777 te Z.zee overleed. Nog in 1753 roemden P.'s leerlingen ‘variam ejus in omni scientiarum genere eruditionem’. Men kent van hem een Lijkdicht op den in 1705 overleden middelburgschen pensionaris en curator der school, Johan Schorer.
Zie: Vrolikhert, Vliss. kerkhemel (Vliss. 1758) 354; Boeles, Friesland's hoogeschool II (Leeuw. 1879) 300; Voegler, Gesch. van het Middelb. Gymnasium II (Midd. 1894) 423, 28; P.D. de vos, De latijnsche school te Zzee (Maandbl. de Nederl. Leeuw XVI (1899) 15, 16.
de Waard