[Otto I, graaf van Gelre en Zutphen]
OTTO I, graaf van Gelre en Zutphen, overl. 1207, zoon van graaf Hendrik en Agnes van Arnstein (a.d. Lahn), volgde zijn vader op in 1182, nadat hij reeds voor dien tijd herhaaldelijk een rol had gespeeld in de omgeving des keizers, b.v. in 1180 bij het beleg van Brunswijk. In 1187 geraakte Otto in oorlog met den bisschop van Utrecht, waarbij hij ondersteund werd door Brabant, Munster en Keulen; terwijl hij Deventer belegerde, werd er een wapenstilstand gesloten, welke tot een vrede leidde, bevestigd op den rijksdag te Mainz (27 Maart 1188). Het volgend jaar nam Otto met den keizer en de graven van Vlaanderen en Holland deel aan den derden kruistocht en woonde het beleg van Ptolemaïs bij; twee jaar later (1191) teruggekeerd, verleende hij stadsrechten aan Zutphen. In 1195 werd Gelre aangevallen door Brabant (zie I kol. 1072), dat zich benadeeld achtte door de tollen, welke op de geldersche rivieren geheven werden; bij het vredesverdrag te 's Hertogenbosch werden mildere tolrechten voor de wederzijdsche onderdanen ingesteld en Oosterbeek brabantsch leen gemaakt. Kort daarna kwam Otto in oorlog met Dirk VII van Holland (zie I kol. 720) over de keuze van een bisschop van Utrecht; Otto werd bij den Heimenberg verslagen en sloot een vrede, waarbij Dirk's dochter Aleid (I kol. 71) verloofd werd aan Otto's zoon Hendrik, die echter kort daarna stierf. De vrede met Brabant bleef evenwel niet van langen duur; twisten, waarin ook Holland en Utrecht zich mengden, leidden wel tot verdragen te Maastricht (Jan. 1201 en Juli 1202), maar, als de oorlog tusschen Holland en Brabant ontvlamde, hielp Otto Dirk VII; deze werd verslagen en gevangen genomen, terwijl Otto, die Nijmegen in brabantsche handen moest zien overgaan (Sept. 1202), hetzelfde lot te beurt viel.
Eerst voor 2500 mark losgeld liet hertog Hendrik I van Brabant hem los en dwong hem een vrede af (tusschen April en Juni 1203), waarbij Otto zijn zoon Gerhard aan 's hertogen dochter moest beloven en de bepalingen van den vrede van 's Hertogenbosch uitgebreid en bevestigd werden. Met den Loonschen oorlog schijnt Otto zich weinig of niet te hebben bemoeid; hij overl. 1207 en werd begraven in het klooster Kamp (in het oude Gelre). Zijne vrouw was Richardis, dochter van Otto van Schiren-Wittelsbach, hertog van Beieren (zie haar naam in dit deel); zij had haar man acht kinderen