de Linden aan den Hetder, bewerkt, vertaald en uitgegeven (1872; 2de dr. 1876); De Koninklijke Akademie en het Oera Linda Bok (1874); Geschiedkundige aanteekeningen en ophelderingen bij Thet Oera Linda Bok (1873; 2de dr. 1878) en De Deventer courant en het Oera Linda Bok (1876).
Men zie over dit O.L.B., dat in de jaren 1871 e.v. zooveel pennen in beweging heeft gebracht (er werd over geschreven tot in buitenlandsche bladen toe, o.a. in de Göttinger gelehrte Anzeigen, 1874, 112), doch waarover nog altijd niet het volle licht is opgegaan: Ned. Spect. v. 1871-77; Navorscher, 1871-75; Beckering Vinckers, De onechtheid van het Oera Linda Bok (1876); dez., Wie heeft het Oera Linda Bok geschreven? (1877) en J.H. Gallee in de Gids 1878, I, 1. Voorts: het opstel van F. Bezemer in Noord en Zuid 1903, 404, getiteld Letterkundig bedrog, herdrukt in Nieuws uit oude boeken van denzelfden schrijver, met de hier aan dat opstel toegevoegde Toelichting (bl. 155-159), benevens de artt. van C.P. Burger jr. en J.T. Eekhoff in het Tijdschr. voor Boek- en Bibliotheekwezen van 1907, 275 en 1908, 237. Ottema, die weinig critisch aangelegd was, geloofde vast in de echtheid van het boek.
Zuidema