varis der provincie Gelderland in 1849. Na den dood van zijn vader werd hij in 1863 provinciaal archivaris, een jaar daarna ook archivaris der gemeente Arnhem; behalve dit archief inventariseerde hij ook die van Nijmegen, Hattem, Doesburg en Doetinchem, benevens tal van familiearchieven. Sedert 1853 was hij bovendien bibliothecaris der door hem gevormde stedelijke boekerij. Als historicus heeft hij zeer veel gepubliceerd in de door zijn vader gestichte en later ook door hem geredigeerde Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde (sedert 1837); ook heeft hij medegewerkt aan de groote uitgave van zijn vader, de Gedenkwaardigheden uit de Geschiedenis van Gelderland. Hij was in 1850 gehuwd met Charlotte Abrahamina Carolina van Goor.
In het Adresboek v.d. Nederl. Boekhandel voor 1868 staat zijn gesteendrukt portret.
Zie: L.E. Lenting in Levensb. Lett. 1868, 262 vlg.; F. Muller in Bijdr. t.d. gesch. v.d. Ned. boekh. I, 171 vlg.
Brugmans