[Muller, Hendrik]
MULLER (Hendrik), geb. 24 Juli 1819 te Amsterdam, overl. 15 Aug. 1898 te Wiesbaden, was een zoon van den hoogleeraar aan het seminarie der Doopsgezinde Societeit, Samuel Muller en Femina Geertruida Mabé, broeder dus van den voorg. en Pieter Nicolaas (kol. 961).
Voor den handel opgeleid zijnde vestigde hij zich in 1851 te Rotterdam, waar hij met zijn zwager H. van Rijckevorsel een levendigen handel dreef, vooral op de westkust van Afrika en op Oosten West-Indië. Men koos hem tot mededirecteur der Nieuwe Afrikaansche Handelsvennootschap. Dezen handel, doch ook de ned. industrie heeft hij niet weinig bevorderd door de wijze, waarop hij in woord en geschrift daarvoor geijverd heeft. Hij was een vurig voorstander van vrijhandel en heeft inzonderheid veel gedaan voor de ned. katoennijverheid en de ontwikkeling van Ned - Indië. Hij was in de gelegenheid zijn denkbeelden ingang te doen vinden ook in regeeringskringen, daar hij van 1873-1885 zitting had in den raad der gemeente Rotterdam, van 1877-1881 in de Provinciale Staten en sinds dien tijd tot zijn dood in de Eerste Kamer der Staten-Generaal, waar hij nog in 1898, en met succes, een lans gebroken heeft tot verkrijging van de afschaffing van het uitvoerrecht op suiker. Hij was mede-oprichter en mederedacteur van het Tijdschrift voor Ned.-Indië en van de Maatsch. tot nut van den Javaan. vaste medewerker van het tijdschrift De Economist. Hij huwde 30 Mei 1851 te Rotterdam Maria Cornelia van Rijckevorsel. Van hem verschenen: De Nederl. Katoen-Nijverheid en het stelsel van bescherming in Ned.-Indië (1857); De suikerindustrie tegenover de suikerconventie (1876) en verder verschillende artikelen in de N. Rott. Courant o.a. over den afstand door Nederland aan Engeland van de Goudkust (1871) en over de tilburgsche wolindustrie (1887). Zoons van hem