[Muller, Jacob Frederik]
MULLER (Jacob Frederik), alias Iaco, berucht inbreker en moordenaar, geboren te Hamburg omstreeks 1690, was soldaat, doch werd wegens gewelddadige rooverijen uit den dienst ontslagen en gevonnisd. 11 April 1714 ontving hij op het schavot te 's Gravenhage zijn eerste geeseling en werd daarna met het haagsche ijzer gebrandmerkt en veroordeeld tot vijf-en-twintig jaren tuchthuisstraf. Lang bleef hij niet gevangen, want spoedig wist hij te ontsnappen en vormde toen een bende, die onder zijne leiding in alle deelen van het land inbraken, vaak vergezeld van geweldpleging, bedreef. Iaco, hoewel getrouwd en vader van twee kinderen, leefde gescheiden van zijne vrouw, in vrije liefde met Grietje Hendrik Lammers, vroeger zijdewindster, die wegens diefstal tot geeseling en tot opsluiting in het Spinhuis veroordeeld was. Hij woonde met haar te Amsterdam in de herberg de ‘Vergulde Wagen’ op het Haarlemmerplein.
Na een inbraak met poging tot doodslag op 29 Dec. 1716 in een huis op den Hoogendijk aan de Diemermeer, verscheen er in de Amsterdamsche Courant van 14 Jan. 1716 een lijst van de geroofde schatten en werd tegelijkertijd een premie van 250 gulden uitgeloofd voor de aanwijzing der dieven. Dit middel werkte: Jaco werd 18 Jan. in zijn herberg overrompeld en overgebracht naar het tuchthuis op den Heiligenweg. Hij wist daar weer uit te breken, doch werd spoedig opnieuw gevat en na driemaal de torture doorstaan te hebben veroordeeld om levend geradbraakt te worden. Hij appelleerde tegen dit vonnis bij het Hof van Holland dat echter het schepenvonnis bekrachtigde. Iaco speelde zijn laatsten troef uit en ging nu in beroep voor den Hoogen Raad, die hem opnieuw veroordeelde. Hij onderging zijn straf in het einde van Juli 1718, nadat de Staten op den 17den van die maand een placaat hadden uitgevaardigd, waarbij aan alle gerechten macht werd gegeven om ‘alle soorten van gauwdieven en moordenaars, die reeds straf voor hunne misdaden hadden ondergaan, en als recidief deswege veroordeeld werden, dadelijk te executeeren, zonder hun appèl voor een hooger rechter toe te staan’.
Zijn geëtst portret bestaat.
Zie: Naam-lyst van alle Persoonen ... sedert 1693 tot heden ... ter dood gebracht (Amersf. 1767) 23 vlg.; E. van Biema in Eigen Haard 1900, 460.
van Biema