het gymnasium zijner geboorteplaats en in 1824 werd hij ingeschreven als student in de letteren aan de leidsche hoogeschool. Na vlug zijn candidaatsexamen te hebben afgelegd (zijne moeder was onbemiddeld), werd hij secondant aan 't instituut van P. de Raadt te Noorthey, zette hier ijverig zijne studies voort en promoveerde 27 Febr. 1830 ‘summa cum laude’ tot dr. in de letteren, op een proefschrift de Epaminonda. Het zelfde jaar werd hij tot rector der latijnsche school te Zalt-Bommel benoemd, als opvolger van den naar Delft vertrokken Hoogvliet. De jeugdige rector doceerde te Zalt-Bommel alle vakken, die op zijn school onderwezen moesten worden; alleen voor de mathesis stond hem iemand ter zijde. Tien jaar is Matthes in Zalt-Bommel gebleven; in 1840 werd hij te Zutphen tot rector van 't gymnasium benoemd. Was hij reeds in eerstgenoemde plaats met vrucht werkzaam geweest, groot vooral was de bloei, die de zutphensche school met hare twee afdeelingen, één voor oude en één voor nieuwe talen, onder zijn bestuur genoot, en groot was ook de roem, die er van het huis des rectors als instituut voor opvoeding uitging. Trouw werd Matthes bij de vervulling zijner moeilijke taak ter zijde gestaan eerst door zijn echtgenoote, Hester Elisabeth de Roock, en na den dood van deze in 1850, door zijn tweede vrouw, de weduwe Weymar, geb. Munting.
Matthes was lid van het Prov. Utr. Genootsch. v.K. en W. en van de Maatsch. der Ned. Letterk. Voor 't schrijven van wetenschappelijke werken lieten zijn drukke bezigheden hem geen tijd. Alleen heeft hij enkele opstellen geplaatst in de Symbolae litterariae, de Miscellanea philologica et paedagogica, de Bijdragen tot de kennis der Neaerl. gymnasiën en in het Tijdschrift voor de Nederl. gymnasiën en hoogere burgerscholen. In laatstgenoemd tijdschrift, jaarg. 1865-66, vindt men een verhandeling van zijne hand Over het reizen der bewoners van 't Romeinsche rijk gedurende de drie eerste eeuwen onzer jaartelling, terwijl in de genoemde Bijdragen van hem zijn opgenomen: Het begrip van de deugd bij de Grieken, 1862/3, 50: Het begrip van zonde bij de Grieken ibid. 82; en Over het begrip van Godheid bij datzelfde volk. Verder bewerkte Matthes Kühner's Grieksche Grammatica en nog enkele andere schoolboeken.
Zie: Levensber. Letterk. 1879, 161.
Zuidema