[Martuschwitz, George Alexander]
MARTUSCHWITZ (George Alexander), geb. 1755 te Bersigalm (Polen), overl. 8 Juli 1819 te Gent. Hij was sedert 17 Sept. 1787 kapitein-commandant eener compagnie; als zoodanig ging hij 1 Aug. 1792 in franschen en 5 Juni 1795 als luitenant-kolonel in bataafschen dienst over. In den veldtocht van 1799 in Noord-Holland voerde hij het bevel over de artillerie van het bataafsche leger. Bij Schoorldam onderscheidde hij zich door, na de verwonding van Dumonceau en het verlies van Schoorldam, hoewel de generaal Bonhomme in naam Dumonceau verving, de wanorde bij de bataafsche troepen te stuiten en nieuw geschut te doen aanvoeren: daarna in den slag bij Bergen. Later was hij lid van de commissie, die de veroverde vaandels van Parijs naar 's Gravenhage terugbracht (17 Oct. 1799). Terwijl M. in 1799 een eeresabel en zijne bevordering tot kolonel verkregen had bij de aanbieding der veroverde vaandels, stond hij in 1800 voor de Hooge Militaire Vierschaar terecht wegens ontrouw in de militaire administratie en verduistering. Hij werd gedeeltelijk schuldig bevonden en gestraft (12 April 1802) met de 21 maanden hechtenis, die hij preventief in het provoosthuis der generaliteit doorbracht. In 1805 nam hij als kolonel deel aan den veldtocht in Duitschland, was bij Augsburg en Ulm en in 1807 bij het beleg van Stralsund. Aan den veldtocht naar Rusland in 1812 nam hij deel als brigade-generaal, commandant van een deel der artillerie van het 3e legerkorps onder den maarschalk Ney en werd toen krijgsgevangen. Op 21 April 1815 werd hij benoemd tot luitenant-generaal, bevelhebber in de 3e militaire afdeeling.
Zie: Bosscha, Heldend. te Land III, 131, 141, 142, 146, 170, 180, 270; Kuypers, Gesch. der Nederl. Artillerie III, 193, 194
Eysten