[Lochorst, Gijsbert van]
LOCHORST (Gijsbert van), broeder van den domdeken Herman (1), die volgt, overl. 25 April 1454. Als jongeling bezocht hij de univ. te Heidelberg, waar hij in 1401 in de matrikel wordt vermeld. Hij steunde in 1413 zijn broeder bij diens optreden tegen de lichtenbergsche partij binnen Utrecht, had met zijn broeder en den aanhang van zijn geslacht twee jaren in de stad het heft in handen, en deelde in 1415 met hen in de verbanning. Het vonnis der kapittelen, dat daarop volgde, noemde hem met name als hoofdschuldige der troebelen van 1413 en veroordeelde hem om zich voor zeven jaren naar een universiteit te begeven en zich daar op de studie der decretalen toe te leggen, met verbod om zonder verlof in het Sticht weer te keeren. Waar hij de volgende jaren doorbracht is onzeker, dat hij met zijn broeder te Heidelberg en te Keulen was, blijkt niet uit de matrikels dier scholen. Na den dood van Frederik van Blankenheim in 1423 keerde hij in elk geval naar deze streken terug. In den strijd om den bisschopszetel tusschen Rudolf van Diepholt en Sweder van Kuilenburg hield hij de zijde van den laatste. Na Sweders dood behoorde hij tot diens executeurs en was hij een der trouw gebleven kanunniken, die den strijd tegen Rudolf voortzetten en Walraven van Meurs tot tegenbisschop kozen. Later is hij met Rudolf verzoend; Brock vermeldt althans, dat hij 20 Maart 1449 een prebende in het domkapittel verkreeg ‘ex mandato Episcopi Rodolphi’. Als bijdrage tot zijn karakter diene, dat de getrouwe aanhanger van Sweder geen beletsel zag om in 1426 te zamen met zijn broeder Herman te beloven de schorsing van Sweder te zullen in stand houden en een eventueel aangestelden ruwaard te erkennen, en dat wij in 1434 een klacht hooren van het domkapittel, dat de
kanunnik Gijsbert van Lochorst en Gijsbert van Rietvelt eigenmachtig ten bate der domfabriek laten collecteeren en de inzamelingen ten eigen bate