van zijn zwager, Christiaan Melder, professor in de mathesis te Leiden, die goed vond ze tot 1674 geheel verborgen te houden, om er toen een gedeelte van (de proeven op konijnen) ter publicatie aan den bekenden Justus Schrader af te staan, die hieraan terstond in 1674 gevolg gaf en o.a. meedeelde, dat het resteerende van het hs. vermoedelijk ook wel gepubliceerd zou worden. Hiervan is niets gekomen. Maar het verschenene noopt reeds tot rehabilitatie van dezen zoo niet miskenden, dan toch, ondanks de nog in de vorige eeuw door Donders geschreven verhandeling, tot nog toe zoo goed als geheel onbekend gebleven doctor. Werkelijk heeft hij het eerst door experimenten vastgesteld, dat ook levend barende dieren uit eieren ontstaan.
Gedurende zijn leven wist men echter in zijn geboorteplaats zijn verdiensten te eeren; 17 Sept. 1639 werd hij tot stadsdoctor benoemd en in 1647 als prof. anatomicus, tot opvolger van Joh. Beverwijck aangewezen, om ‘lessen, nopende de heel-, ontleed- en snijkunst’ te geven. Voorts was hij schepen in 1663 en 1664, weesmeester in 1667 en 1668. Hij liet een vrouw met drie dochters na.
Zie: Observationes et historiae, omnes et singulae e Guiljelmi Harvei libello De Generatione animalium, etc. Item Wilhelmi Langly de generatione animalium observationes quaedam etc. studio Justi Schraderi (Amst. 1674) praef.; F.C. Donders, Over ovula Graafiana en het zoogdierenei in Nederl. Lancet 3e Ser. III (1853/54) 429 en 480; mededeelingen van den heer v. Dalen, archivaris te Dordrecht.
A. Geyl