gehoorde luiden te staken. Bij een den 27. gedateerd gedrukt manifest Aan de Nederlanders in het bijzonder die van het Noorderkwartier wekte hij de boeren op zich met alle middelen te wapenen om militaire rekwisitiën van den Helder tegen te gaan, zich aanbiedende om als aanvoerder op te treden. In den avond van dien dag gaf hij ter hoofdwacht kennis uit de stad te gaan, en zonder verlof van zijn commandant F. v.d. Graaff bleef hij tot den morgen van den 30en afwezig, inmiddels Medemblik, Kolhorn en Schagerbrug bezocht hebbende. Zijn commando was hem ontnomen. Na weder een paar dagen buiten de stad bezig te zijn geweest, werd hij 1 Dec. voor den rechter van instructie geroepen, om te vernemen dat de justitie, gedurende 14 dagen tot werkeloosheid gedwongen, hare taak hervat en tot zijne arrestatie besloten had. Na zijne loslating begaf d.L. zich naar 's Gravenhage, sprak hij met Fagel en bood hij bij de vorstelijke audiëntie op 1 Jan. 1814 een verzoek aan om in zijn rang bij het leger geplaatst te worden. Van den commissaris van oorlog ontving hij bericht, dat Z.H. het aanbod van een personeel emplooi gunstig opgenomen en hij zich te adresseeren had aan de in het arrondissement benoemde commissie voor de organisatie van den landstorm en de landmilitie; met genoegen nam Z.H. het aanbod aan van 25 complete monteeringen. Deze zijn den 17 door d.L. afgezonden. De toegezegde plaatsing hij gemis van een staat van dienst niet bekomende, ging hij 9 Febr. bij den burgemeester van Foreest van Petten een bewijs van goed gedrag vragen, hetwelk geweigerd werd, omdat zijne strafvervolging nog hangende was; daarover ontstond tusschen beiden een heftig tooneel, 't welk eene aanklacht wegens beleediging tegen d.L. en zijne veroordeeling ten gevolge had.
Eerst 13 April sprak de rechtbank uit, dat er geene termen waren om de zaak, waarvoor hij 24 dagen in hechtenis was geweest, te vervolgen. De Lange zette zich nu aan het schrijven eener Memorie van defensie wegens zijn gehouden gedrag in het werk der revolutie, opgedragen aan den Souvereinen Vorst, voor rekening van den auteur gedrukt bij I.A.v. Harencarspel, een 8o. boek van 334 bladzijden. Fontein Verschuir, de gebroeders H.J. en F. v.d. Graaff, v. Foreest v. Petten, de rechter van instructie Schouten, de genrl. de Jonge, commandant in Noord-Holland, en de commissaris van oorlog Bentinck v. Buckhorst krijgen er in dit boek geducht van langs, en het zou voor den schrijver nog wel erge gevolgen hebben gehad, ware de oplaag niet opgekocht en vernietigd, waaraan maar enkele exemplaren zijn ontsnapt (zie op J.F.A. Huese, kol. 615).
Als vischafslager verkreeg d.L. tegen 1 Mei 1837 op zijn verzoek ontslag. Hij was gehuwd 22 Mei 1808 met Johanna Neeltje v.d. Burgh, geb. te Rotterdam, op 38-jarigen leeftijd overl. 10 Mei 1828. De L. moet een zonderling, bemoeiziek, wat lastig man geweest zijn.
Bruinvis