[Lange, Adrianus Petrus de]
LANGE (Adrianus Petrus de), geb. te Alkmaar 9 Jan. 1843, overl. te 's Gravenhage 24 Maart 1897, zoon van Mr. Pieter Abraham d.L., advocaat, raadslid en burgemeester van Alkmaar, gedurende 1853-57 lid der Provinciale Staten, overl. 21 April 1869, en Trijntje Sijbouts. In 1857 op het alkmaarsche gymnasium gekomen, deed hij 3 jaren later admissie-examen voor de hoogeschool; vervolgens oefende hij zich één jaar te Duisburg en een half jaar te Metz, werd hij te Leiden ingeschreven als student in de rechten 16 Sept. 1862 en promoveerde hij aldaar op stellingen 19 Mei 1868. Hij vestigde zich te Alkmaar als advocaat, werd met ingang van Sept. 1868 leeraar in de staatswetenschappen aan de rijks hoogere burgerschool, hetgeen hij bleef tot 1 Mei 1878, volgde zijn vader op als secretaris van de Schermeer en penningmeester van de Bergermeer, en huwde 12 Aug. 1870 met Catharina Jacoba, dochter van Dr. P.J.C. Luchtmans en A.C. Coster, die hem 2 dochters en 1 zoon schonk. Hij werd in Nov. 1878 tot lid van den gemeenteraad verkozen, bedankte als zoodanig einde 1887, werd herbenoemd Aug. 1891 en bedankte wegens zijne verkiezing tot lid van de 2e Kamer der Staten-Generaal weder Juli 1894. Sedert het vertrek van Mr. W. van der Kaay in het laatst van 1873 naar Leiden, stond hij aan het hoofd der liberale partij in het hoofdkiesdistrict Alkmaar. Nevens verschillende betrekkingen vervulde hij ook die van adviseur bij het agentschap der Nederlandsche Bank. Wegens zijn lidmaatschap der 2e Kamer verbond hij zich voor de waarneming zijner rechtspraktijk met een ander advocaat en in 1896 verhuisde bij naar de hofstad.
Was te Alkmaar, op zijn initiatief 19 Febr. 1887 de naamlooze vennootschap ‘Noordhollandsch Landbouw-crediet’ met een kapitaal van 4 ton gevestigd en hij een der commissarissen daarvan geworden, in den Haag, waar toen een zijner ooms, de indische oud-gast G.A. de Lange, woonde, bracht hij met diens hulp en met een geplaatst kapitaal van 3 ton 30 Dec. 1895 tot stand de ‘Nederlandsch-Indische Exploratie-Maatschappij’. Hij werd hiervan de directeur en reisde in het volgende jaar in het belang der zaak naar Oost-Indië, maar zijne tochten door de ongezonde bosschen van Sumatra bezorgden hem een bloedbederf, ten gevolge waarvan hij een jaar later bezweek. Alzoo heeft hij niet mogen beleven de opening, door de H. IJ. S.M. op 1 Oct. 1898, der lijn Alkmaar-Hoorn, waardoor voor westelijk Noord- en geheel Zuid-Holland de kortste verbinding met Friesland en Groningen werd verkregen; voor welke lijn, aanvankelijk enkel als locaalspoorweg bedoeld, hij zich jaren lang met den heer C. Bosman beijverd en reeds 8 Juni 1887 van den gemeenteraad van Alk-