naar West-Indië, waar hij inmiddels tot luitenant was bevorderd, werd de L. benoemd tot instructeur bij het Inst. te Medemblik. In 1847 bood hij den minister van koloniën eene memorie aan, om de geographische werkzaamheden in den indischen archipel op een vasten voet te regelen en deze naar de eischen der wetenschap te doen uitvoeren, doch de omwentelingen van 1848 maakte de vrees voor groote uitgaven zoo groot dat zijn voorstellen op zijde werden gelegd. Toch werd hij van regeeringswege in de gelegenheid gesteld zich de kundigheden eigen te maken, welke noodig waren om als geographisch ingenieur in Ned.-Indië werkzaam te zijn. In 1850 kwam de L. te Batavia aan en dat hij aldaar aan de verwachtingen beantwoordde, blijkt uit een aantal verhandelingen in het Natuurkundig Tijdschrift voor Ned.- Indië, waarvan de belangrijkste hieronder volgen. In 1852 werd de L. bestuurslid en in begin 1854 vice-president der Natuurkundige Vereeniging in Ned.-Indië. Toen hij zich voor herstel van gezondheid naar Nederland wilde begeven, overleed de L. op de reis daarheen, aan boord van het schip Palembang.
Hij publiceerde o.a. in bovengenoemd tijdschr.: Weerkundige waarnemingen gedurende eene reis van Nederland naar Java I, 451; Waarnemingen over de astronomische plaatsbepalingen van Batavia III, 310; Berigt betreffende de werkzaamheden van den geogr. ingenieur III, 639; Verslag der reis van de geographische ingenieurs V, 1; Redevoering gehouden ter gelegenheid der Bataviasche tentoonstelling V, 276. Verder met zijn broeder G.A. de Lange: Astronomische waarnemingen gedaan ter bepaling der geographische ligging van Batavia VI, 255; Id. van Manado VII, 261; Waarneming van maanzenith-afstanden ter bepaling der geogr. lengte van Batavia VI, 277.
Volgens de bron, waaruit deze gegevens omtrent de L. zijn geput, schreef hij vóór zijn komst in Indië verschillende artikelen in de Gids, betrekkelijk marine-aangelegenheden, doch in de registers op dit tijdschr. komt zijn naam niet voor als auteur.
Zie: Hand. en Geschriften Ind. Genootschap VII (1860) 108.
Muller