[Kruyff, Jan de]
KRUYFF (Jan de), geb. te Maastricht 19 Jan. 1819, overl. aldaar 11 Oct. 1900, was de zoon van den voorgaande
en M.C. van der Plaat. Hij werd in 1836 cadet aan de Militaire Akademie te Breda en met ingang van 1 Oct. 1840 aspirantingenieur. Hij werd te
Maastricht geplaatst en had daar reeds vrij vroeg belangrijken arbeid te verrichten, in het bijzonder den aanleg van den grooten weg tusschen Beek
en Roermond en tusschen Venlo en de geldersche grens. Met 1 Sept. 1842 werd hij meer bepaald belast met de werken in het noordelijke der beide arrondissementen, waarin Limburg toen verdeeld werd; echter werd zijne standplaats eerst met 1 Apr. 1847 naar Roermond overgebracht. Met 1 Jan. 1846 werd hij tot ingenieur benoemd, en met 1 Apr. 1849 naar Breda en vandaar met 1 Oct. 1854 naar 's Hertogenbosch verplaatst. Hier heeft hij zeer gewichtige werken zonder veel hulp uitgevoerd, in het bijzonder van 1859 tot 1861 de werken aan den mond der Dieze bij Crevecoeur, bestaande in eene schutsluis, wijd 12.50 M., eene uitwateringsluis en verschillende andere werken. In 1860 werd door hem bij zeer hoogen waterstand de Beersche Maas afgedamd; voor de gemeente Vechel voerde hij vrij groote werken uit, en voor de provincie eene keersluis onder Rosmalen, in een woord, zijne werkzaamheid te 's Hertogenbosch is zeer groot geweest. Ook nam hij tijdens langdurige ziekten van de hoofdingenieurs Rijsterborgh en van Diggelen herhaaldelijk hunnen dienst bij den zijnen waar.
Met 1 Jan. 1867 werd hij hoofdingenieur in Limburg te Maastricht, en van toen af begon zijne