[Kuenen, Abraham]
KUENEN (Abraham), geb. 16 Sept. 1828 te Haarlem, overl. 10 Dec. 1891 te Leiden. In zijne geboortestad bezocht hij na de lagere de latijnsche school, deed in 1846 staatsexamen en werd te Leiden als theol. stud. ingeschreven. In 1851 behaalde hij den doctoralen graad met proefschrift over eene arabische vertaling van den samaritaanschen Pentateuch. Vier maanden later werd hij benoemd tot beheerder der oostersche handschriften uit het legaat Warner. In 1853 reeds aanvaardde hij het buitengewoon, in 1855 het gewoon hoogleeraarsambt in de faculteit der godgeleerdheid te Leiden. Hij doceerde als hoofdvak de geschiedenis van de boeken des O.T. en den godsdienst van Israël; daarnevens de moraal en geruimen tijd de Inleiding op en de tekstcritiek van het N.T. Als baanbreker op het gebied der Oud-Testamentische studiën in het licht der historische critiek zal hij steeds worden geëerd, al kwam de wetenschap sinds op sommige punten tot andere resultaten dan de door hem verkregene. Geliefd leerling van Scholten en reeds jong diens medewerker, werd hij naast dezen de leider der moderne richting in Nederland. Zijn edele persoonlijkheid en gematigde opvattingen, zijn groote zachtzinnigheid gepaard aan hoogen godsdienstzin en krachtige overtuiging, schonk hem grooten invloed en hooge achting bij zijn medestanders zoowel als bij zijn tegenstanders. Zijn standaardwerken op dat gebied zijn: Historisch-critisch onderzoek naar het ontstaan en de verzameling van de boeken des O.T. (1861-1865; tweede geheel omgewerkte uitgave 1887-1889, in het Engelsch, Fransch en Duitsch vertaald). De godsdienst van Israël (1869); De profeten en de profetie onder Israël (1874). In tal van tijdschriften zijn opstellen over O. T.ische
onderwerpen te vinden, maar de naar verstand en gemoed zeer veelzijdige man beperkte zich niet daartoe, gelijk uit de lijst zijner werken blijkt.
In 1882 zag een vijftal voordrachten over Volksgodsdienst en Wereldgodsdienst het licht, lezingen te Londen en Oxford voor het Hibbertfonds gehouden. Tijdens den kerkelijken strijd, toen Pierson en Huet hunne betrekking als predikant neerlegden, koos Kuenen de zijde dergenen, die in de Kerk bleven. Als leider der modernen werd hij op de 25e vergadering van de modernen 7 April 1891 tot eerevoorzitter gekozen. Tegen de ethische richting onder hen koos hij in die vergaderingen en in het Theol. tijdschr. partij.
In het bestuur van het legaat Stolp, van het Haagsche Genootschap en van Teylers Godgel. Genootschap had hij zitting.
In 1855 trad hij in het huwelijk met Wiepkje Muurling, dochter van den bekenden groningschen hoogleeraar, die hem zeven kinderen schonk. Zij overleed in 1882.
Een groot aandeel heeft hij gehad in den arbeid van Dr. H. Oort en Dr. l. Hooykaas, die den Bijbel voor Jongelieden uitgaven 1871-1874, onder voortdurend toezicht van Kuenen. Eveneens verleende hij zijne medewerking aan de nieuwe vertaling van het O.T. met inleidingen en aanteekeningen voorzien, door Dr. I. Hooykaas, Dr. W.H.