[Kosters, Willem Hendrik]
KOSTERS (Willem Hendrik), geb. 3 Oct. 1843 te Enschede, gest. 19 Dec. 1897 aldaar. Zijne ouders waren dr. Jan Kosters, geneesheer, en Gesiena Margaretha Budde. 29 Juni 1868 promoveerde hij te Leiden op een academisch proefschrift over De historie-beschouwing van den Deuteronomist met de berichten in Genesis- Numeri vergeleken. Achtereenvolgens was hij predikant in de hervormde gemeente van Rockanje, Heenvliet, Barendrecht, Neede en Deventer, waar hij bleef tot dat hij in 1892 de opvolger werd van den hoogleeraar A. Kuenen te Leiden, waar hij zijn ambt aanvaardde met eene rede over Het godsdienstig karakter van Israëls historiografie.
Te voren waren door hem in het Theol. Tijdschr. verhandelingen geplaatst, betrekking hebbende op O. T.ische onderwerpen. Sinds 1884 nam hij mede deel aan de vertaling van het O.T., later als ‘de Leidsche’ bekend geworden, met Oort, Hooykaas en Kuenen. In 1894 deed hij eene studie het licht zien: Het herstel van Israël in het Perzische tijdvak, welke een nieuw licht deed opgaan, veel instemming maar ook veel tegenspraak vond. Wederom in het Theol. Tijdschr. gaf hij zijne verdediging. Voor de Kon. Acad. van Wet. schreef hij eene verhandeling over De historische achtergrond van de psalmen van Salomo (4e r., 2e dl.).
Hij was gehuwd met Johanna Hermina Zigeler, gest. 1879; later met Maria Antonia Korteweg.
Zie: H. Oort in Levensb. Letterk. 1898, 230.
Herderscheê