[Kloekers, Hendrikadius Zwaantinus]
KLOEKERS (Hendrikadius Zwaantinus), geb. 7 April 1828 te Veenhuizen, waar zijn vader chef was van een der gestichten, overl. 10 Oct. 1893 te N. Pekela. Zijne ouders heetten Jan Hendrik Kloekers en Marchien Bouman. Na lager onderwijs te hebben genoten en bij een oom te Koevorden als boereknecht te hebben dienst gedaan, werd hij klerk bij de registratie te Assen, waar hij onder invloed van afgescheidenen tot bekeering kwam. Hij ontving verder zijn opleiding aan den Klokkenberg te Nijmegen en leerde Ds. O.G. Heldring kennen, voor wien hij in 1846 een aantal huisgezinnen geleidde naar den Anna Paulownapolder, waar zij zich als kolonisten vestigden. Toen de Chinazendeling Dr. K. Gützlaff in 1850 ons land bezocht, werd door zijn bezielend woord een Chinacomité opgericht, dat een oproep deed tot opleiding van een zendeling. Kloekers werd als kweekeling aangenomen en opgeleid in het zendingshuis van het Ned. Zendelinggenootschap. Met afwijkende gevoelens omtrent den doop verliet hij in 1854 het vaderland. Nauwelijks te Shangaï aangekomen verloor hij zijn vrouw Annichje Louman. Hij liet zich in 1858 doopen en daar het Chinacomité te niet ging, begaf hij zich naar Engeland. Van daar werd hij in 1859 opnieuw uitgezonden door het zendelinggenootschap der engelsche Baptisten. Al spoedig rezen er echter moeilijkheden over de viering van het H. Avondmaal (open of gesloten Communie). Ten gevolge daarvan kreeg hij in 1865 zijn ontslag. Naar Nederland teruggekeerd vestigde hij zich te Hemmen en zocht aanraking met de kleine Baptistengemeenten in Amsterdam, in Breda en in de groningsche veenkoloniën. De gemeente te Stadskanaal noodigde hem 28 Nov. 1866 uit onder haar te komen arbeiden, wat hij aannam, onder voorwaarde
dat zij een kerk met doopvont liet bouwen en eenige artikelen van orde aannam. Hij deed 13 Jan. 1867 zijn intrede en 7 Juli 1867 werd de eerste Baptistenkerk van Nederland geopend. Ten gevolge van zijn huwelijk met Karsina Hovingh Wichers, weduwe van Dr. J.E. Feisser (kol. 441) (23 Sept. 1870), vestigde hij zich metterwoon te N. Pekela, maar bleef de gemeente te Stadskanaal nog dienen tot 26 Sept. 1875. Toen werd onder zijn leiding ook te N. Pekela een gemeente geconstitueerd, die 9 Sept. 1877 een nieuwe kerk kreeg. In 1884 ontstonden in die gemeente geschillen wegens de gewijzigde inzichten van Kloekers over de verzoening door Christus, met dit gevolg dat het in 1885 tot een scheiding kwam. Een deel der gemeente vergaderde sedert dien tijd op een andere plaats. Eerst na Kloekers' dood kwam het tot vereeniging. Hij was medewerker van het baptistisch maandblad Titus (1870-72) en redacteur van het weekblad de Christen, orgaan der Unie van gemeenten van gedoopte christenen in Nederland, waarvan het eerste nummer 15 Jan. 1882 verscheen. Tot het vormen van genoemde unie gaf hij mede den stoot in 1881.
Hij schreef: Open Brief aan Dr. J.H. Gunning over Waarheid in de taal (Pekela z.j.); Jezus alleen (Pekela z.j.). Het plaatsvervangend Lijden van onzen Heere J. Christus (z.j.). Zijn portret komt