[Hilman, Johannes]
HILMAN (Johannes), tooneeldichter en bevorderaar der tooneelkunst, 29 Oct. 1802 te Amsterdam geb. en 18 Nov. 1881 ald. gest. Zoon van een bakker, werd hij graanhandelaar, doch spon met die zaak geen zij. Door den dood van zijn schoonvader, den kok Gramser, werd hij echter op eens een vermogend man. Al had zijn letterkundige opleiding veel te wenschen overgelaten, toch bezat hij veel smaak voor letteren en kunst, en groote sommen besteedde hij om zich een wel voorziene bibliotheek aan te schaffen, die hij met heel zijn rijke woning op de Reguliersgracht te Amsterdam gaarne voor anderen openstelde. Kort vóór zijn dood heeft hij die kostbare boeken- en platenverzameling vermaakt aan de universiteitsbibliotheek zijner geboortestad. Ook de amsterdamsche schouwburg heeft veel aan hem te danken.
Van H.'s geschriften noemen wij: Genoveva, Treurspel (1835); Demetrius, keizer van Rusland, Treurspel (1838); De beurs van Amsterdam, Een gedicht (1845); Willem de eerste, prins van Oranje, Treurspel (1848); De vier jongelingen uit Pforzheim (1850); 31 October 1517, Gedicht (1854); Oranje in de ure des gevaars (1855); Bloemen. Keur van Ned. Poëzy, 2 st. (1856; 3e dr. 1859); Gustaaf Adolf, koning van Zweden (1857); Karel van Anjou, kon. v. Napels, Hist. drama (1861); Karel de Stoute, hertog v. Bourgondië, Hist. drama (1861); De karakterlooze, Kluchtspel in 5 bedrijven (1865); De schijnheilige, Blijspel in 5 bedrijven (1865); Verspreide en onuitgegeven gedichten, (1875, 3 dln.) en Ons Tooneel (1879). Verder schreef hij verzen en gedichten in verschillende jaarboekjes, volksalmanakken e.d.
Zie behalve Levensber. Letterk. 1883, 151, het feuilleton van Het Vaderland, 22 Dec. 1881, en het feuilleton van De Amsterdammer. Weekblad voor Nederland, 27 Nov. 1881.
Zuidema