hem in de commissie, die de vrijstaatsche belangen behartigen zou bij lord Grey, den gouverneur der Kaapkolonie, toen deze zijne bemiddeling had aangeboden tot het bijleggen van de geschillen tusschen den Vrijstaat en het kafferhoofd Mosjeh. Aan de werkzaamheden dezer commissie, die van 15 tot 29 Sept. te Bloemfontein bijeen was, nam Hamelberg zulk een belangrijk aandeel, dat de bewoners van Smithfield, die van de aanvallen van Mosjeh het meest hadden te lijden gehad, hem na afloop een dankadres aanboden (3 Oct. 1858). In datzelfde jaar (26 Juni) werd hij te Bloemfontein voor den Volksraad candidaat gesteld, maar niet gekozen, en eenige maanden later (9 Nov.) aangezocht om den staatspresident, gedurende diens afwezigheid in Natal, te vervangen, wat hij weigerde. Nog in diezelfde maand werd hem door twee wijken (Valsche rivier en Rhenoster rivier) een zetel in den Volksraad aangeboden en werd hij, nadat hij zich voor het eerste district beschikbaar gesteld had, 7 Dec. 58, gekozen. Met president Brand, wiens verkiezing hij sterk had bevorderd, beijverde hij zich om de geldmiddelen der republiek in orde te brengen, eerst door de oprichting van de Vrijstaatsche Bank (1862), die 27 Juni 1877 in de Nationale Bank van den Oranje Vrijstaat, werd omgezet, voorts door het verbod aan vreemde banken om zich daar te vestigen, dat 12 Mei 1875 werd ingetrokken en eindelijk door de machtiging aan den staatspresident, tot het in omloop brengen van papiergeld tot een bedrag van £ 30.000, 11 Juni 1866 tot £ 100.000 verhoogd, waarvan jaarlijks £ 6000 moest worden ingelost. 26 Febr. 1866 nam Hamelberg, die intusschen, van 1 Sept. 1860 tot 11 April 1861 als waarnemend staatsprocureur had dienst gedaan, en 22 Jan. 1864, voor Bethulie, opnieuw in den Volksraad
gekozen was, zitting in den Uitvoerenden Raad en hielp, in Maart 1866, den vrede sluiten met de Basuto-kaffers, terwijl hij, toen de oorlog in 1869 opnieuw uitgebroken was, groot aandeel had in het tot stand komen der ‘commissie van Aliwal North’, 12 Febr. 1869, waardoor de Vrijstaat van den overlast dezer stammen voor goed werd bevrijd.
28 April 1871 keerde Hamelberg naar Europa terug en ontving van den Volksraad 12 Mei een dankbetuiging voor hetgeen hij in het belang van het land had verricht. Hij vestigde zich toen te Arnhem, en werd 4 Juli 1871 aangesteld als diplomatiek gevolmachtigde van den Vrijstaat bij de regeeringen van Engeland, Duitschland, Rusland, Nederland en de Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Als zoodanig deed hij veel voor het goed recht van den Vrijstaat op de diamantvelden en trachtte hij aan de belgische industrie in Zuid-Afrika vasten voet te verschaffen, terwijl hij, gedurende de eerste annexatie van de Zuid Afrikaansche Republiek, ook voor dat land de belangen behartigde, zoodat hij, na de teruggave, aangezocht werd, om daar als staatsprocureur op te treden (2 April 1884).
16 Juli 1860 huwde hij mejufvr. Dorcas Lucas uit Grahamsstad, die in het begin van Januari 1879 te Arnhem overleed en geene kinderen naliet.
Zie: H.P.N. Muller, Oude Tijden in den Oranje Vrijstaat; Zuid-Afrikaansche Post van 26 Sept. 1907 no. 39.
de Savornin Lohman