latijnsche scholen te Amersfoort (1826-38), arrondiss.-ijker voor maten en gewichten aldaar en schoolopziener in 't 3de district der prov. Utrecht. In 't bezit van den eersten onderwijzersrang met aanteekeningen voor de nieuwe talen, werd hij om zijn bekwaamheid algemeen geroemd. Hij was redacteur of medewerker aan verschillende tijdschriften (de Rozestruik, Europa, het Tijdschrift voor schoolonderwijzers, Letterlievend Maandschrift, enz.) en schreef eenige in zijn tijd veel gebruikte schoolboeken, waaronder: Inleiding tot de Fransche taal; leesen vertaalboek, 2 stukjes (1836 en 37); Syntaxische regelen der Fransche taal, opgehelderd door voorbeelden en gevolgd door een verzameling opstellen ter toepassing, 3 st. (1844-48); Hoogduitsche spraakkunst voor Nederlanders (1837; 2de dr. 1841); Original text of the collection of instructive and amusing pieces, to be translated into English (1843) en Verzameling van stukken ter vertaling in het Engelsch; met een woordenboekje (1843). Bovendien een oproep Aan de Nederlanders, bij gelegenheid van het ‘Te wapen!’ huns konings (1830) en Doe wel en zie niet om! (1851). Voorts Reizen in Engeland en Wallis, naar 't Hoogduitsch van J.G. Kohl (1846; 3 dln.).
Zie: Bijdr. Ned. gymnasiën 1852, 52-61.
Zuidema