[Diepholt, Jonker Otto van]
DIEPHOLT (Jonker Otto van), of Deffolt, gelijk S. Benninghe hem noemt, die van hem spreekt als van een ‘bastaard van de deffoltsche heeren’, een geoefend krijgsman uit den aanvang der 16e eeuw, werd door graaf Edzard van Oostfriesland, die toen te Aurich was, naar de Groningers gezonden, om hen bij te staan tegen de troepen van George van Saksen, in het begin van 1514 weder in aantocht tegen hunne stad. Op zijn (Otto's) raad, werden de vestingwerken bij Slogteren en Hoogkerk verbeterd en in staat van tegenweer gebracht. Toen Diepholt een paar duizend man onder zijne bevelen had, heroverde hij nagenoeg alles, wat de Saksers reeds genomen hadden, o.a. de sloten van Farmsum en Oterdum en de kerk te Reide; uit de laatste plaats werden zij zelfs geheel verdreven. Door dit succes ondervond het werk van Königstein, door den Keizer tot George gezonden, opnieuw vertraging, daar hij den Raad van Groningen er toe wilde brengen om Edzard te verlaten. Slechts tot een wapenstilstand kwam het, maar de strijd werd dra hervat, daar de partijen te ver van elkaar stonden. Met eene groote macht Groningers, Oostfriezen en huurlingen trokken Edzard en Diepholt op in de richting van Aduard, waar levendig geschermutseld werd, doch het klooster in die plaats niet kunnende veroveren, keerde Edzard, met achterlating van zijn bevelhebber, op het bericht van de nadering van Hendrik van Brunswijk en van een saksische vloot op de Eems eerst naar Groningen, daarna naar zijn land terug. In den verderen oorlog heeft Diepholt zich voornamelijk onderscheiden door zijne krachtige verdediging van Appingedam, dat, 21 Juli 1514, door de troepen van de hertogen van Saksen, Luneburg en Brunswijk en van von Leisnig en de graven van Bentheim en Stolberg geweldig
werd aangetast. Hardnekkig verdedigden zich, onder Diepholts kranige leiding, de belegerden, een 800 soldaten, gesteund door gewapende burgers en boeren. Op 3 Aug. op drie plaatsen tegelijk stormend. slaagden de belegeraars, mede ten gevolge van het verraad van een zekeren Hans ter Molen, na herhaaldelijk door het zware vuur