[Dikninge, Arnoldus Wilhelmi, abbas in]
DIKNINGE (Arnoldus Wilhelmi, abbas in), in zijn tijd beroemd rechtsgeleerde, abt van het benedictijnerklooster Dikninge bij
Meppel, meestal daarnaar genoemd. De tijd, dat hij aan het hoofd dier inrichting stond, is niet zeer juist aan te wijzen. In elk geval reeds vóór 1400. Het archief bevat een oorkonde van 20 Aug. 1402, waarin hij als abt ‘Aernt’ optreedt. In 1415 wordt een ander als zoodanig vermeld. Acquoy noemt in Archief Ned. Kerkgesch. VI (1887) 168, in de boekerij van de abdij Egmond een boek Decretalen met de glosse van Johannes Andree, ‘quod habuit ds. Arnoldus Wilhelmi monachus Egmondensis ad studium proficiscens’. Is dit dezelfde, dan is hij vóór 1390 als monnik te Egmond geweest en van daar uit ter studie gegaan. Hoewel hij zich in adviezen decretorum professor noemt, schijnt hij slechts Dr. decr. geweest te zijn. Als gezaghebbend jurist werd hij meermalen door bisschop Frederik van Blankenheim geraadpleegd. Zoo vroeg deze zijn advies over de aanspraken van den utrechtschen bisschop op Groningen. Verder is van hem bekend een zeer merkwaardig stuk over het erfrecht van monniken. Een advies van 2 Dec. 1397 over hem voorgelegde vragen betrekkelijk geestelijke genootschappen en de lectuur van geestelijke boeken - in de volkstaal gesteld - berust in het archief der stad Keulen. Ook zijn stuk over het erfrecht bestaat in middel-eeuwsch-dietsche vertaling. Een en ander is uitgegeven door K. Höhlbaum in Mittheilungen a.d. Stadtarchiv v. Köln XIII, 1-27.
Zie verder: J.G.C. Joosting, Archief der abdij te Dikninge 104; Fredericq, Corpus Docum. Inquis. II, 172 v.v.; J.S. Magnin, De voormalige kloosters in Drenthe (Heerenveen 1846) 29, 49, 69 en 113; G. Dumbar, Analecta I (Dav. 1719) 48 en 88.
van Kuyk