Cras was vooral beoefenaar van het natuurrecht en de wijsbegeerte des rechts; hieraan en aan de zuivere wijsbegeerte zijn dan ook de meerderheid zijner verhandelingen gewijd.
Werden hierboven reeds eenige mannen genoemd mede door zijn invloed gevormd, zijn meest geliefde leerling was Jan Melchior Kemper, die door zijne bemiddeling kort na zijn promotie te Harderwijk werd aangesteld en die sinds 1806 te Amsterdam zijn ambtgenoot was en - ware hij niet naar Leiden beroepen - zijn opvolger geweest zou zijn. Hij werd zijn lijkredenaar in de maatschappij Felix Meritis te Amsterdam, voor welke Cras tal van malen als redenaar was opgetreden. Zie hierover ook mijn artikel ‘Kemper’ in dit deel en Bouman, Gesch. Geldersche Hoogesch. II, 527-28.
Hij huwde in 1785 met Johanna Maria Verhamme, overl. in 1806, welk huwelijk kinderloos bleef.
Zijn portret is gegraveerd door R. Vinkeles, L.A. Claessens en J.P. Marcus en gelithografeerd door J.A. Daiwaille.
Behalve de reeds genoemde oraties hebben wij van hem tal van verhandelingen, waaronder meerdere bekroonde antwoorden op prijsvragen zijn, waarvan er in verzamelwerken zijn opgenomen, en die ook afzonderlijk zijn uitgegeven, als: Disputatio de Principiis doctrinae morum (Harlemi 1794) en Disputatio de hominum aequalitate, ac juribus officiisque, quae inde oriuntur (Harlemi et Amstel. 1794), beide tenzelfden jare in nederlandsche vertaling verschenen, van gelijken opzet, na een uitvoerig philosofisch betoog in het kort des schrijvers ‘conclusio’ vermeldend. Buitengewoon belangrijk is de tweede, waarin Cras de meening van Rousseau uitvoerig bespreekt en eigen denkbeelden in verband brengt met de Déclaration des droits de l'homme et du citoyen van 1789. Verder: Laudatio Hugonis Grotii (Amstel. 1796); Disputatio pro Linguae Latinae inter eruditos usu (1813) opgenomen in Commentatt. Lat. tertiae Classis Instituti Regii Belgici I, 1 v.; Commentatio de novis quorundam eruditorum opinionibus, quod attinet ad locum de Jurejurando (1815) opgenomen t.z.p., 123 v.v.; waarin naar aanleiding der meeningen van Meister en Kant over het eedsvraagstuk eenige beschouwingen over het behoud van den gerechtelijken eed worden gegeven. Cras' Nagelatene verhandelingen en redevoeringen zijn na zijn dood uitgegeven door Kemper (Amsterdam 1822, 2 dln). Deze uitgave omvat voorlezingen in de maatschappij Felix Meritis over: Het schoone in de natuur en kunsten; Geschiedkundig onderzoek van het strandregt; Overweging van eenige bedenkingen omtrent de algemeen aangenomene verdeeling van de pligten der menschen, in die tot God, tot zich zelven, en tot anderen;
Bedenkingen omtrent het verval van den koophandel; Historische en wijsgeerige beschouwing van de lotgevallen der volkeren, van den beginne der wereld tot de geboorte van Christus; Vertoog over de algemeene oorzaken, zoo van de opkomst, voorspoed, bloei, magt en luister, als van de kwijning, verval en geheele ondergang der oude volkeren; Over het bestaan, het gewigt en de noodzakelijkheid van onze inwendige gevoelens, zoo in het algemeen, als in het bijzonder van ons geweten, en den eerbied voor de Godheid; Over de slavernij en Afrikaanschen slavenhandel; Schets van de onkunde der middel-eeuwen, en de oorzaken van het herboren licht; Over de vraag of, en welken invloed de toestand der wetenschappen bij de Arabieren in de middeleeuwen gehad hebbe op het herstel derzelve in Europa, in de XV en XVI eeuwen. Hij hield een lijkrede op Dirk