[Bassecour, Jean de la]
BASSECOUR (Jean de la), zoon van Carel de la Bassecour, pensionaris van Gorinchem, en Catharina de Hellu, gedoopt te Gorinchem, 25 Nov. 1696, overl. te 's Gravenhage 21 Juli 1753, broederszoon van den voorgaande, studeerde te Leiden, werd in 1720 stads-advocaat van Amsterdam te 's Gravenhage en in 1721 advocaat der West-Indische Compagnie. In 1733 werd hij naast zijn oom tot 2en pensionaris van Amsterdam benoemd. 1 Febr. 1738 trad hij op als Thesaurier-Generaal der Unie; 30 Sept. 1746 werd hij 2e griffier der Staten-Generaal; doch 20 Jan. 1750 aanvaardde hij opnieuw het ambt van Thesaurier-Generaal, vaceerend door het overlijden, in December 1749, van J. van der Does. Willem IV had zijne benoeming doorgezet, zeer tegen den zin van de Back en Gronsfeld. Hij was sinds 1729 een der directeuren van de Sociëteit van Suriname. Uit zijn huwelijk met Jacomina Slicher liet hij vier kinderen na, van wie de oudste, Carel (geb. 1725 overl. 1773), burgemeester is geweest van 's Gravenhage.
Zie: Elias, Vroedsch. v. Amst.; Archives de la Maison d'O.-N., 4e série, I, 419, 420, 428-430.
Breen