Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 1
(1911)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 1580]
| |
voor het overijsselsche recht van de grootste beteekenis. Waar hij studeerde en den meesterstitel verwierf, is onbekend; als ‘magister Melchior Winhoff’ is hij in 1571 (in de Acta Visitationis, 103) genoemd onder de provisors van het H.G. gasthuis te Ootmarsum. Hij was hier advocaat en in 1568 burgemeester. Nog in 1574 komt hij voor als provisor van het genoemde gasthuis, maar blijkens een acte van 1585 was hij overleden, zoodat ten onrechte in Navorscher 1859, 167, als sterfjaar wordt aangegeven 1572. Hij was gehuwd met Zwanida van Beveren, die hem tien kinderen schonk. Niet minder begiftigd was hij met aardsche goederen. Door twee omvangrijke geschriften heeft hij gepoogd het in de eerste helft der 16e eeuw in Overijssel geldende recht met eene verklaring der toen geldende bepalingen samen te stellen. Hij bewerkte hiertoe aanvankelijk het landrecht van Twenthe, op aansporen van Berndt van Schedelick, landcommandeur der Balye in Westphalen, aan wien de bewerking is opgedragen. Als schrijver van dit, Dat Landrecht van Twenthe, dient hij zich aan als Melchior then Wijnhave. Het handschrift, dat eerst in de 19e eeuw ontdekt is, werd het eerst uitgegeven door R.E. Hattink (Zwolle 1898, Werken Ver. v. Overijss. Regt en Gesch.), die het als tusschen 1521 en 1529 geschreven beschouwt. Later heeft hij den arbeid weder opgevat en het overijsselsche recht opnieuw en uitvoeriger bewerkt, uitgegeven als: Landtrecht van Auerissel. Tho samen gebrachtvnde v'hgelecht dor Melchioren Winhoff (Deventer bij S. Steenberch 1559), opgedragen aan Johan van Ligne, graaf van Arenberg. Vooral dit geschrift heeft zeer groot gezag gekregen en een invloed geoefend, die duidelijk in de redactie van de overijsselsche codificatie van 1630 is te zien. Een 2e druk met aanteekeningen van J.A. de Chalmot en J.W. Racer verscheen in 1782 te Kampen. Vgl. de inleiding van de Chalmot voor deze uitgave en die van Hattink voor de zijne; over zijn geslacht ook Navorscher 1859, 167-168. van Kuyk |
|