[Winhoff, Hermannus]
WINHOFF (Hermannus), geb. te Deventer; overl. te Utrecht Nov. 1595, zoon van den volg. en Zwanida van Beveren. Hij studeerde aan verschillende buitenlandsche universiteiten, o.a. te Marburg, waar hij 7 Nov. 1573 werd ingeschreven. Na den doctoralen graad in de rechten te hebben verkregen, keerde hij in het vaderland terug. Hij diende den Prins van Oranje als secretaris en wist zich, hoewel geen landzaat, tijdens de leycestersche woelingen in 1586 van een plaats als raadsheer in het hof van Utrecht meester te maken. In Dec. 1590 met anderen als zoodanig afgezet ‘quod a Lecestro promoti essent’, werd hij in het begin van het volgend jaar weder hersteld. Bij commissie van 9 Nov. 1595 werd hij met andere raadsheeren door de Staten-Generaal aangesteld om te beslissen in een geschil tusschen de stad Groningen en Ommelanden. Reeds weinige dagen later overleed hij. Van Buchel roemt zijn bekwaamheid als jurist, speciaal zijn kennis van het kanoniek recht, en noemt hem: ‘homo doctus et diligens, in jure bene versatus et munerum corruptelis minus obnoxius’. Met Everardus Bronchorst was hij bevriend en stond hij in correspondentie.
Zie: Diarium van Buchell, 138, 253, 353, 409; Diarium Ev. Bronchorstii 20, 23, 28; Kroniek Hist. Gen. XIV (1858) 170; XXI (1865) 432, 574; v.d. Water, Utr. Placaatb. 1053.
van Kuyk