[Willem, II]
WILLEM II, prins van Oranje, graaf van Nassau, geb. te 's Gravenhage 27 Mei 1626, gest. aldaar 6 Nov. 1650, begr. Delft 8 Maart 1651, eenige zoon van Frederik Hendrik, prins van Oranje, en Amalia, gravin van Solms-Braunfels (kol. 898). Groot was de vreugde bij zijne geboorte, die de toekomst van het Oranjehuis scheen te verzekeren; Staten en steden schonken hem aanzienlijke pillegiften, in proza en dichtmaat (Vondel's Geboorteclock) werd het heuglijke feit gevierd. Hij werd onder leiding van den geleerden predikant André Rivet, sedert 1632 zijn gouverneur, zorgvuldig onderwezen en was zeer begaafd, vooral ervaren in wiskundige studiën volgens de beginselen van Descartes, zeer geneigd tot de jacht en het paardrijden. Aan het weelderige hof zijns vaders kwam hij reeds jong in den kring der losbandige jonge edelen van allerlei landaard en was onder hen een der meest geziene, bemind om zijn open karakter en gemakkelijke manieren. Reeds in 1629 kreeg hij de survivance van het stadhouderschap zijns vaders in Overijsel, daarna in Utrecht, na drie jaren onderhandeling (April 1634) ook in Holland, nog later in Zeeland, ten slotte in Groningen en Drente (1640) en zelfs in Friesland (1641), als daar Willem Frederik zou sterven. In 1630 kreeg hij den titel van generaal der staatsche ruiterij. Door bemiddeling van Maria de Medicis, koningin-moeder van Frankrijk, moeder ook der engelsche koningin, werden 1639 onderhandelingen geopend over zijn huwelijk met een engelsche prinses, eene eervolle verbintenis, die den reeds schitterenden glans van het stadhouderlijke huis zeer zou vermeerderen. Bij de moeilijkheden, waarin het engelsche vorstenhuis toen verkeerde, slaagde de gezonden onderhandelaar Joan Polyander van Kerchoven,
heer van Heenvliet, bij zijn tweede bezoek erin koning Karel I te bewegen zijne oudste dochter Henriette Maria (kol. 1301) daartoe aan te bieden. Een officieel gezantschap der Staten volgde in Jan. 1641 om het huwelijksaanzoek te doen en de voorwaarden vast te stellen, waarop de jonge vorst (eind April) naar Engeland ging en het huwelijk (Whitehall, 12 Mei) werd gesloten. In Juni keerde hij terug; de jonge vrouw kwam eerst begin Maart 1642 naar de Nederlanden aan het hof haars schoonvaders. Aan den oorlog tegen Spanje nam hij werkzaam deel sedert 1633, toen hij zich (Sept.) bij Bergen op Zoom onderscheidde. Zeer franschgezind en nog vol oorlogsvuur, was de jonge vorst zeer gestemd tegen de vredesonderhandelingen te Munster; door bemiddeling van den franschen militairen agent d'Estrades, met wien hij in nauwe vriendschapsbetrekking stond, had hij zelfs geheime betrekkingen tot de fransche regeering, die bij de toenemende ziekelijkheid zijns vaders op hem hare hoop gevestigd had. Toen hij onmiddellijk na den dood zijns vaders (14 Maart 1647) diens waardigheden aanvaardde, kon hij echter den vrede niet meer tegenhouden, te minder doordat hij aanvankelijk