komt hij als rector der latijnsche school te Deventer en treedt aldaar 8 Mei 1607 in het huwelijk met Oda Roothuis, dochter van den deventer predikant Thomas Roothuis: Bij zijne komst te Deventer vond hij de school volgens zijn eigen woorden ‘in een verwierden, ongeordineerden monstrueusen staat’, en al zijn pogingen om afdoende verbetering te brengen slaagden slechts ten deele. Ook andere moeilijkheden in 1608 en 1611 naar het schijnt in verband met het door hem gegeven onderwijs, gaven hem veel zorg; 10 Juni 1619 werd hij eervol ontslagen en begaf zich naar Doesburg, waar hij burgemeester werd.
Van zijn latijnsche gedichten zijn slechts enkele bewaard, zie o.a. Revius, Daventria illustrata 578. De pentameter: Fide Deo Vigila Consule Fortis Age’ prijkende op den deventer toren is van zijn vinding. Zijn meest bekende werk is de Beschrijvinge van Deventer, gedrukt in 1616 bij Johannes Christianus, herdrukt achter Arnold Moonen's Korte Cronijke der stadt Deventer (Deventer 1714).
Zie: Bijdragen Gesch. van Overijssel I, 1, 89, 211.
H. Kronenberg