Krijgslied (met eenige volksliederen van anderen; (1813); Het Lied van Nederland (Amst. 1816); Encomium Patriae (Amst. [1827]); Het Geluk (Amst. z.j.); Krijgslied muz. v. C. Gläser ('s Grav. [1830]); Krijgszang v. Leydens vrijw. Jagers, muz. C.G. Hering (Dordr. z.j.); Vertrouwen (Amst. z.j.); Russische Triomfmarsch ('s Grav. 1831); Wapenroep muz. C. Gläser ('s Grav. 1832); Ga Varen, muz. J.B. Kolkman ('s Grav. 1882); Vijf liederen, muz. dez. ('s Grav. 1882); De lente regeert, muz. (C.M. Groenendijk) (Leiden 1892); Lentezang, muz. Ph. Loots (Haarl. 1895); Twee Liederen, muz. A. Fagel (Midd. 1900); Een nieuw lied van een meisje en een schipper, muz. H.J. de Hertog (Amst. 1907); Herdenking, muz. J.H. Löser (Amst. 1907); en in den Geld. Volks-Alm. van 1839 verscheen muziek bij een Geldersch Lied van J.W. Wilms.
Verspreide litteraire bijdragen van hem in: Nederl. Muzenalmanak, 1829; Belg. Muzenalm., 1829; Feith en Kantelaar, Bijdragen 1793; Poëtische Meng. st. d. Gen. ‘Kunstl. spaart geen vlijt’, X, 1, 2; XI, 1; XII, 2; Konst- en Letterbode 1829; Boekzaal 1829; Alm. Schoone en Goede 1829; Westendorp, Verhandeling over de Noordsche Mythologie 446-447; 448: 575-588; Recensent; Mozaïek Kunstalb. (Haarl. 1861); Neêrl. Bibl. 1866; 1867, I, 345, 453; 1867, II, 197; Geld. Volksalm. 1866, 6; Verspreide hist. bijdr. in: Natuurk. Verh. v.d. Holl. Maatsch. d. Wetensch. te Haarl. XI (1822); Mnemosyne 3e r., I. (1829) 315. Vaderl. Letteroef. 1832; Geld. Volksalm. 1835, 27; 1838, 158; Water- en landbouwk. bijdr. in: Alg. Konst- en Letterb. 1815, I, 332, 346; N. Alg. Konst- en Letterb. VI, 137; Statistieke Beschrijving van Gelderl. uitg. door de Comm. v. Landb. (Arnhem, 1826); De Vriend des Vaderlands 1834, II, 963-971; St.'s rapp. aan de Regeering v. 1818, 1820, 1828, 1830, 1833.
Er bestaat een schilderij in olieverf door L. Moritz in 1826 in steendruk gereproduceerd. Ph. Velyn heeft voor den Muzenalmanak van 1825 zijn portret gegraveerd.
Zie: B.H. Lulofs, Mr. A.C.W. Staring (Arnhem 1843); Petit, Repertorium 1524; N. Beets, Inl. v. de uitg. v. St.; Eigen Haard 1903, 132; Amst. Wkbl. v. Ndl. 1908, 4 Oct.; Alg. Konst- en Letterb. 1837, II, 355; 1839, II, 162; 1840, II; N. Konst- en Letterb. 1841, 51; H. Bouman, Gesch. voorm. Geld. Hoogsch. II, 199, 250, 430, 581; Hand. Letterk. 1842; Versl. Koninkl. Ned. Inst. 1842; Muzen- Alm. 1841; Geld. Volksalm. 1841; 1899, 133; Verkl. en Meded. 1910, 18; v. Doorninck, Anon. en Pseud., reg. Verder: Vriend des Vaderlands 1833; Cd. Busken Huet, Litt. Fant. en Krit. I; E.J. Potgieter, Verspr. en Nagel. W. Krit.-Stud. I, 129; Taal- en Lett. I, 1, 39; VII, 107; X; XIII, 11; XIV, 8 en 9; Gids 1838, II, 418; 1877; J. ten Brink, Gesch. Nederl. Letterk. 604; W.J.A. Jonckbloet, Gesch. Ndl. Lett.4 V, 313, 341, 383-388; Kalff, Gesch. Nederl. Letterk. VI (Gron. 1910) 267.
Greebe